Gouden horizon encyclopedie

Dr. B.M. Parker (1959)

Gepubliceerd op 07-10-2024

THEATER

betekenis & definitie

Een van de manieren om anderen een verhaal te vertellen, is het uit te beelden door middel van woorden en handelingen. Zo’n uitgebeeld verhaal noemen we een toneelstuk.

Het wordt uitgevoerd door toneelspelers of acteurs, die meestal optreden in een theater.De eerste theaters, waarvan ons het bestaan bekend is, werden gebouwd door de Grieken. Ze leken weinig op de theaters van nu. Het waren alle openluchttheaters, waarvan het toneel bestond uit een klein grasveldje en waarin de toeschouwers een plaatsje vonden tegen de hellingen van een heuvel. Aanvankelijk werden de Griekse theaters niet gebruikt voor het opvoeren van toneelstukken maar voor het uitvoeren van dansen en gezangen ter ere van de goden. De liederen werden gezongen door een koor en verhaalden over de geschiedenis van de goden.

Na verloop van tijd begonnen de leden van die koren die geschiedenissen ook uit te beelden. Die verandering kan beschouwd worden als de oorsprong van het toneel.

Jaren later schreven Griekse auteurs als Aeschylus en Aristofanes toneelspelen, die

gerekend worden tot de beste van de wereldliteratuur.

Ook toen het echte toneelstuk het pleit had gewonnen, bleven de Griekse theaters openluchttheaters. Ze hadden geen gordijnen; er waren geen voetlichten en op een enkele achtergrond na ontbrak elk decor. Wel maakten de Grieken gebruik van toneelapparatuur.

Zo hadden ze toestellen om de donder te imiteren en om spelers van godenrollen in de lucht te verheffen. In alle Griekse toneelstukken droegen de acteurs bovendien maskers.

De Romeinen namen toneelideeën en -gebruiken over van de Grieken. Zij bouwden hun theaters echter niet aan de voet van een heuvel maar op een vlak stuk land. Om alle toeschouwers een blik te gunnen op de plaats van handeling, bouwden ze elke rij plaatsen een paar centimeter hoger.

Romeinse schrijvers produceerden talrijke toneelspelen. Op de duur echter bleek het Romeinse publiek meer gesteld op wagenrennen en gladiatorengevechten dan op toneelstukken. Als gevolg daarvan kwam er al spoedig een einde aan de Romeinse theatertraditie. Eeuwenlang bleef Europa daarom verstoken van toneel en waren er praktisch geen toneelspelers. Dit in tegenstelling tot landen als India en China, waar in diezelfde tijd het theater een grote bloeiperiode doormaakte.

Gedurende de Middeleeuwen raakte de bevolking van West-Europa opnieuw in het toneelspel geïnteresseerd. Op kerkpleinen en op de binnenhoven van grote herbergen werden mysteriespelen (met godsdienstige inhoud) en ‘sotternieën’ (kluchten) opgevoerd, die door de bevolking met grote belangstelling en bijval werden bijgewoond.

Pas in de tijd van Shakespeare echter begonnen toneelspelen en theaters op die van onze tijd te lijken. Natuurlijk waren er nog grote verschillen. Zo stonden er in die tijd nog geen vrouwen op het toneel. Vrouwenrollen werden vervuld door jeugdige acteurs. Wel werd in die tijd in Engeland, Frankrijk en Italië de basis gelegd voor de moderne ideeën over toneelspelen en wijze van acteren. In dezelfde tijd, dat de eerste vaste theaters werden gebouwd, werden ook de veel kleinere, reizende theaters populair. Ze bestonden uit wagens of kleine platte schuiten en in sommige gevallen werkten ze in plaats van met levende acteurs met poppen of marionetten.

Tegenwoordig worden toneelspelen niet alleen uitgevoerd op de planken van grote theaters maar ook voor het oog van de camera. Talrijke ‘theaters’ zijn tegenwoordig bioscopen; veel acteurs treden op voor de televisie.

Een bekwaam toneelspeler laat ons tijdens zijn spel vergeten, wie hij in werkelijkheid is; we zien hem nog slechts als de figuur, die hij vertolkt. Hij laat ons niet alleen zien, hoe deze figuur handelt, maar door zijn spel laat hij ons ook begrijpen, hoe de uitgebeelde figuur denkt en voelt.

In tegenstelling tot vroeger wordt toneelspelen nu als een kunst beschouwd.

Grote acteurs wordt evenveel eer bewezen als beroemde schilders, beeldhouwers, musici en architekten. In de tijd van de reizende theaters was dat heel anders; toen werden toneelspelers praktisch gelijkgesteld met zwervers, bedelaars en marskramers.

< >