Tot de traditionele geschenken van het Sinterklaasfeest behoort, vooral in onze streken, een paar schaatsen. Omstreeks die tijd immers komt het eerste ijs, zijn de eerste schaatswedstrijden achter de rug en iedereen, die nog geen schaatsen heeft of hoog nodig aan een paar nieuwe toe is, vindt het Sinterklaasfeest een geschikte gelegenheid om er zich een paar cadeau te laten doen.
Schaatsenrijden is al eeuwenlang populair. Het is ontstaan in een streek met lange, strenge winters: dat deel van Noord-Europa waarin op het ogenblik de landen Noorwegen, Zweden en Denemarken liggen. De eerste schaatsen werden gemaakt uit beenderen; pas veel later ontstonden houten schaatsen met ijzeren glijders. Het schaatsen bleef natuurlijk niet beperkt tot het gebied waar het uitgevonden was. Al heel vroeg in de geschiedenis bijvoorbeeld leerde men ook in Nederland schaatsen, vooral in Friesland. Aanvankelijk was het schaatsen slechts een middel om in de winter snel van de ene plaats naar de andere te komen.
Een geoefend schaatser immers is zeker twee keer zo snel als een uitstekend hardloper. Tegenwoordig is het schaatsen echter een sport geworden. Zowel hardrijden als kunstrijden zijn bijvoorbeeld opgenomen in de Olympische Winterspelen.
De meeste schaatsers zijn echter geen wedstrijdrijders doch schaatsen uitsluitend voor hun plezier. In de beroemde Friese Elfstedentocht is zowel voor deze toerrijders als voor de echte wedstrijdrijders een plaatsje ingeruimd.
Er zijn tegenwoordig allerlei soorten schaatsen in gebruik. Sommige zijn geschikt voor het toerrijden; andere zijn snelle wedstrijdschaatsen; weer andere zijn vooral gemaakt voor kunstrijders of voor de beoefenaars van ijshockey.