Er bestaan talrijke rozenvariëteiten in de meest verschillende kleuren. Sommige soorten gedragen zich als klimplanten; groeien tegen muren op en laten zich gemakkelijk langs draden en latwerken leiden; andere ontwikkelen zich tot struiken; weer andere tot een soort boompjes met een kale stam en een bloeiende kruin.
Ook in kleur lopen rozen zeer sterk uiteen. Hun tinten variëren van zuiver wit tot oranje, geel en rood. Wilde rozen hebben slechts vijf bloemblaadjes. De talrijke gekweekte soorten echter zitten veel rijker in hun bloembladeren en maken daardoor een ‘vollere’ indruk. Bepaalde gekweekte rozesoorten zijn zó geprepareerd, dat ze meermalen per jaar bloeien.Rozeplanten ontwikkelen hun zaden in de bekende rozebottels. Met veel andere gekweekte planten hebben ook kweekrozen gemeen, dat hun eigenschappen zelden erfelijk zijn. Wie uit het zaad van kweekrozen nieuwe planten wil trekken, loopt dan ook alle kans, dat de nieuwe planten heel andere bloemen dragen dan de ‘ouders’. De meeste rozen worden daarom vermenigvuldigd door middel van enting.
De roos behoort tot de rozenfamilie en is nauw verwant aan de appel, de peer, de kers, de framboos, de aardbei en de amandel.