Gouden horizon encyclopedie

Dr. B.M. Parker (1959)

Gepubliceerd op 07-10-2024

NATUUR- EN LANDSCHAPBESCHERMING

betekenis & definitie

Alles op aarde is voortdurend en in toenemende mate aan verandering onderhevig; vooral sinds de mens met zijn moderne techniek de wereld heeft veroverd. In toenemende mate ook begint het besef door te dringen, dat er iets gedaan moet worden om allerlei planten- en diersoorten voor de ondergang te behoeden en om te voorkomen dat bepaalde landschappen voorgoed zullen verdwijnen.

De behoefte aan natuurbescherming is nog niet zo oud en ze is voorafgegaan door de noodzaak bepaalde cultuurgronden voor uitputting en vernietiging te behoeden. Moderne landbouwers weten, dat ze de gewassen op hun velden van tijd tot tijd moeten wisselen om te voorkomen, dat hun gronden verarmen en uitgeput raken. Deze regel is echter eeuwenlang verwaarloosd; Europese kolonisten, die naar de Nieuwe Wereld trokken, hebben daar bijvoorbeeld duizenden hectaren kostbare landbouwgrond geruïneerd, omdat ze de bodem niet voldoende verzorgden. Tegenwoordig wordt praktisch overal ter wereld zg. wisselbouw toegepast, waardoor de bodem zijn mineralen blijft behouden en de oogsten op peil blijven.

De eerste Amerikaanse kolonisten verspilden niet alleen de rijkdommen van de bodem, maar richtten ook ernstige schade aan onder de dierenstand van het nieuwe land. Een goed voorbeeld is nog altijd de bizon; een voordien onbekend dier, dat in grote kudden op de prairies van Noord-Amerika leefde. Er zijn tijden geweest, dat Amerikaanse jagers duizenden van deze dieren doodden, uitsluitend om zich in het bezit te stellen van de bizontongen, die destijds beschouwd werden als een uitzonderlijke lekkernij. De prairies lagen bezaaid met verminkte bizonkadavers en binnen een tijdsbestek van 200 jaar waren de vroeger zo talrijke kudden zo uitgedund, dat men moest vrezen voor het voortbestaan van de soort. Op dat moment begon de Amerikaanse overheid voor het eerst aan een bepaalde vorm van natuurbescherming te denken. De avonturiers, die de oceaan waren overgestoken om in de Nieuwe Wereld fortuin te maken, verspilden niet alleen de rijkdommen van de bodem en van de dierenwereld, maar vergrepen zich eveneens op onverantwoordelijke wijze aan de bossen, de wateren en de delfstoffen van het land.

De nieuw ontdekte gebieden werden beroofd en geëxploiteerd zonder dat iemand daar paal en perk aan stelde; er waren geen wetten om planten of dieren te beschermen en iedereen kon op zijn land doen en laten wat hij wilde. Als gevolg van roekeloze bebouwing en het wegkappen van uitgestrekte bossen begonnen grote rivieren als de Mississippi en de Amazone jaarlijks miljoenen tonnen vruchtbare grond naar zee te voeren; zware regens en overstromingen spoelden de humus weg uit rijke landbouwgronden en elk jaar verarmde het Amerikaanse land zonder dat iemand een hand uitstak om dat te voorkomen.

Van de wilde dieren werd niet alleen de bizon uitgemoord. Op soortgelijke wijze werd jacht gemaakt op bevers en op bijna alle andere pelsdieren. Bepaalde Amerikaanse duivensoorten stierven uit. Bij het omhakken van bomen en het bewerken van de grond lette men nauwelijks op nesten of holen; de visstand werd vergiftigd door het lozen van vuil op de rivieren en stromen; waterwild verdween door het droogleggen van moerassen en veengebieden.

Natuurlijk is het begrijpelijk, dat de eerste kolonisten in Amerika hout hakten om hutten te bouwen en om landbouwgronden te winnen. Na het bereiken van dat doel gingen ze echter roekeloos verder met het ontbossen van het land en het in brand steken van uitgestrekte woudgebieden. Uniek was die Amerikaanse ontbossingswoede bepaald niet; overal ter wereld heeft de mens altijd bomen omgehaald zonder te beseffen, welke gevaren dat opleverde. Bossen immers houden de bodem vast en verminderen het erosiegevaar. Overal worden tegenwoordig dan ook pogingen gedaan bepaalde gebieden opnieuw met bomen te beplanten. Boomgroei gaat niet alleen de erosie tegen maar houdt ook het regenwater vast, dat anders ongebruikt naar de rivieren stroomt.

Ook de delfstoffen van de aarde zijn door de mens eeuwenlang verspild; niemand heeft er tot voor kort ooit aan gedacht, dat de natuur miljoenen jaren nodig zou hebben om deze delfstofvoorraden aan te vullen. Tegenwoordig worden mijnen op een heel wat verstandiger wijze geëxploiteerd dan vroeger - al is het natuurlijk niet meer mogelijk de verspilling van het verleden goed te maken. Wat we echter wel kunnen doen, is er voortaan op toe te zien, dat er van de beschikbare voorraden aan land en delfstoffen een zo economisch mogelijk gebruik wordt gemaakt en dat dieren en planten, die met uitsterven worden bedreigd op een of andere manier, in bescherming worden genomen. Wat dat betreft, is er overal ter wereld nog voldoende werk te verzetten; niet alleen in het buitenland maar ook binnen onze eigen grenzen.

< >