De maan is de naaste buurvrouw van de aarde: ze is niet verder dan 384.000 kilometer van ons verwijderd. Aan de nachtelijke hemel lijkt ze even groot als de zon.
Dat is echter gezichtsbedrog; de maan lijkt slechts zo groot doordat ze veel dichter bij ons staat dan de zon. De maan is zelfs aanzienlijk kleiner dan de aarde. Als onze planeet hol was, zou er ruimte zijn voor tenminste 50 manen, in een holle zon zouden zelfs 50.000.000 manen opgeborgen kunnen worden.De maan geeft zelf geen licht. Dat we haar kunnen zien, komt doordat ze het licht dat ze van de zon ontvangt, voor een deel naar de aarde weerkaatst. De maan is niet overal even helder. Het oppervlak is verdeeld in donkere en lichtere plekken, die met een beetje (veel) fantasie gezien kunnen worden als het gezicht van een man; of als een meisje dat in een boek leest; of als een oude man met een bos hout op zijn rug; of als een springend konijn. In het verleden bedacht de mens allerlei verhalen om die denkbeeldige figuren te verklaren. Tegenwoordig weten we dat de donkere en lichte plekken op het maanoppervlak veroorzaakt worden door het voorkomen van bergen en vlakten; bergen weerkaatsen het zonlicht beter dan de vlakke gedeelten van het maanoppervlak. Toen de geleerden met behulp van telescopen voor het eerst het
maanoppervlak bestudeerden, zagen ze die vlakten aan voor zeeën. Ze gaven die denkbeeldige zeeën namen en toen later het werkelijke karakter ervan ontdekt werd, bleven die namen gemakshalve ongewijzigd. Vandaar dat we op een kaart van de maan namen vinden als Mare Imbrium (Zee der Regens) en Lacus Somniorum (Meer der Dromen). Tal van bergen op de maan zijn genoemd naar bergen op aarde.
Het maanoppervlak is ook bedekt met tientallen diepe kuilen, die we kraters genoemd hebben. Mogelijk zijn het de monden van reusachtige, uitgedoofde vulkanen; misschien ook zijn het kraters die ontstaan zijn door de inslag van meteoren.
De maan keert de aarde altijd dezelfde kant toe. Tot 1959 konden we slechts gissen hoe de verborgen zijde van de maan eruit zou zien. In dat jaar echter maakte de Russische satelliet Loenik III een reis om de maan heen en zond opnamen van de bergen, vlakten en kraters op de verborgen zijde van dit hemellichaam naar de aarde. In datzelfde jaar sloeg de Loenik II op de maan te pletter; in 1964 gevolgd door de Ranger 6 van Amerikaanse makelij. Op het moment dat deze regels worden geschreven, is er sprake van in de toekomst een bemande ruimtereis naar de maan te maken.
De toekomstige bezoeker van de maan zal de oppervlakte van dit hemellichaam een beetje saai vinden .... en vol gevaren. Hij zal weinig anders zien dan kale rotsen en een inktzwarte hemel vol sterren. Water en lucht zal hij er niet vinden en als gevolg daarvan zal hij waarschijnlijk ook geen levende wezens aantreffen. Althans niet in de vorm zoals we ze op aarde kennen. De sterren aan de hemel zullen dag en nacht zichtbaar zijn; er zijn geen wolken aan de maanhemel en elke schaduw zal inktzwart zijn, omdat er geen lucht is om het zonlicht te spreiden.
De maan kent wel dagen en nachten maar in tegenstelling tot de aarde zijn die in plaats van twaalf uur .... twee weken lang. Gedurende de maan-dag bereikt de temperatuur bijna het kookpunt van water (100° C); ’s nachts daalt ze tot zeer ver onder het vriespunt.
Op de maan zal een aardse bezoeker slechts een zesde wegen van zijn gewicht op aarde. Iemand, die hier 90 kilo weegt zal zijn gewicht op de maan terug zien lopen tot 15 kilo. De oorzaak van dit vreemde verschijnsel is de veel geringere zwaartekracht op de (kleinere) maan.
Wie de maan regelmatig bekijkt, zal ontdekt hebben dat ze van vorm schijnt te veranderen. De ene nacht is het een smalle sikkel; een paar dagen later heeft ze de vorm van een halve cirkel en na ongeveer een week is ze zo rond als een Edammer kaas. Daarna verandert ze weer in omgekeerde volgorde tot ze een paar nachten lang helemaal onzichtbaar blijft.
Natuurlijk verandert de maan niet écht van vorm. Dat lijkt alleen maar zo doordat de maan om de aarde heen reist. Eenmaal per maand staan zon, aarde en maan in deze positie ( zon-maan-aarde ). De naar de aarde gekeerde helft van de maan wordt dan niet verlicht en blijft onzichtbaar. Twee weken later hebben de drie hemellichamen de volgende positie ingenomen: zon-aarde-maan.
De zon verlicht dan het naar de aarde toegekeerde gedeelte van de maan in zijn geheel, zodat we het zeer duidelijk kunnen zien. In de tussengelegen dagen wordt slechts een gedeelte van het naar ons toegekeerde maanoppervlak door de zon verlicht.
Door de reis van de maan om de aarde veranderen ook de tijden waarop de maan opkomt en ondergaat. Soms is de maan ook overdag zichtbaar; ze valt dan echter minder op omdat haar licht overstraald wordt door dat van de zon.
De aarde is niet de enige planeet met een maan. Sommige planeten hebben zelfs een aantal van deze natuurlijke satellieten.