Lood is een van de zachtste metalen. Met een nagel kunnen er krassen in gemaakt worden; met een schaar kunnen dunne vellen lood in tweeën worden geknipt.
Op de plaats, waar het lood doormidden gesneden wordt, is het zilverachtig van kleur. Korte tijd nadat zulk een oppervlak met de lucht in aanraking is gekomen, wordt het echter dofgrijs tengevolge van oxydatie.‘Zo zwaar als lood’ is een veelgebruikt gezegde. Een juist gezegde, want lood is zwaar; veel zwaarder bijvoorbeeld dan ijzer, tin of aluminium. Lood is echter niet het zwaarste metaal; het is lichter dan goud en slechts half zo zwaar als platina. Het is echter zóveel goedkoper dan deze edele metalen, dat iedereen de zwaarte ervan wel eens persoonlijk heeft kunnen vaststellen.
Dat lood zoveel toepassingsmogelijkheden heeft, is voor een deel te danken aan het lage smeltpunt van dit metaal. Natuurlijk smelt lood niet zo gemakkelijk als ijs of was. Maar het is heel wat gemakkelijker in vloeibare toestand te brengen dan ijzer, goud of platina. Lood smelt al bij 327° Celsius; het smeltpunt van goud daarentegen is 1063°; dat van ijzer 1535° en dat van platina zelfs 1775° C. Lood wordt daarom dikwijls gesmolten en in bepaalde vormen gegoten. ‘Tinnen’ soldaatjes (in werkelijkheid worden ze van lood gemaakt) en hagelkorrels voor jachtpatronen worden op die manier vervaardigd. Lood wordt ook gebruikt om er letters van te gieten, die worden toegepast in het moderne drukproces. Om die reden wordt wel eens beweerd, dat lood voor de beschaving van de wereld van meer nut is geweest dan ijzer, zilver of goud.
De mens kent het lood al meer dan 3000 jaar. Een van de eerste toepassingen van het metaal was de vervaardiging van waterleidingen; loden buizen hebben namelijk het voordeel dat ze niet doorroesten. Sommige loden waterleidingen, door de Romeinen aangelegd, bleven ruim 2000 jaar intact.
Het Latijnse woord voor lood is ‘plumbum’. Van dit woord komt niet alleen het scheikundige symbool voor lood (Pb) maar ook een begrip als ‘plomberen’: het vullen van een holle tand met behulp van een metaal, waarin lood is verwerkt.
Lood wordt ook vaak gebruikt in legeringen; in metalen dus, die bestaan uit een mengsel van twee of meer andere metalen. Het soldeertin van loodgieters en elektriciëns bestaat bijvoorbeeld uit een legering van lood en tin.
Andere, moderne toepassingen van lood zijn mantels voor zware, elektrische leidingen; elementen voor accu’s; gewichten voor diepzeeduikers en beschermingswanden tegen alle mogelijke soorten straling. Lood wordt verder verwerkt in verf; in glassoorten en in bepaalde soorten autobrandstof.
Het is soms wel eens gevaarlijk gedurende langere tijd met lood te werken. Arbeiders die dat doen krijgen vaak last van de zg. loodvergiftiging. Het meeste lood wordt tegenwoordig gewonnen uit een ertssoort, die ‘galeniet’ wordt genoemd en die gevonden wordt in de vorm van sierlijke kristallen. De grootste loodmijnen van de wereld liggen in de Verenigde Staten, Duitsland, Engeland en Frankrijk.