Bij een poging om op kunstmatige wijze diamant te maken ontdekte Edward Goodrich Acheson in 1891 per ongeluk een stof, die hij ‘carborundum’ noemde. Het was een geheel nieuw materiaal, dat slechts één ding met diamant gemeen had: de onvoorstelbare hardheid.
Achesons aanvankelijke teleurstelling verkeerde dan ook in tevredenheid toen hij ontdekte van welk nut zijn siliciumcarbid (dat is de wetenschappelijke naam) zou kunnen zijn. Tegenwoordig wordt carborundum gemaakt in elektrische ovens waar een mengsel van zand en cokes verhit wordt tot een temperatuur van meer dan 2000° C. Er ontstaan dan carborundumkristallen. Omdat voor de vervaardiging van carborundum grote hoeveelheden elektriciteit nodig zijn, worden carborundumfabrieken meestal gebouwd op plaatsen, waar deze energie goedkoop verkrijgbaar is. Zo staat er een grote carborundumfabriek in de onmiddellijke nabijheid van de Niagara-waterval. Een waterkrachtwerk zorgt hier voor de benodigde elektriciteit.
Carborundum is bij uitstek geschikt voor het slijpen en polijsten van harde metalen. Soms wordt het daartoe tot fijn poeder gemalen; in andere gevallen worden er slijp- en polijststenen van gemaakt. Van de talloze gebruiksmogelijkheden van carborundum zijn er enkele afgebeeld op onderstaande tekening.