Bijbelse encyclopedie

Prof. dr. F.W. Grosheide (1950)

Gepubliceerd op 17-04-2025

SEM

betekenis & definitie

de oudste zoon van Noach, Gen. 5 : 32; 6 : 10; 7 : 13; 9 : 18, 23, 26, 27; 10 : 1, 21—31; 1 Kron. 1 : 17—27. Omdat Sem met Jafeth zich vol piëteit gedragen had tegenover Noach, toen deze zich in zijn dronkenschap ontbloot had (Gen. 9 : 22, 23), werd hij door zijn vader gezegend: „Geprezen zij de Here, de God van Sem, maar Kanaän zij hem tot knecht.

God breide Jafeth uit, en hij wone in de tenten van Sem, en Kanaän zij hem tot knecht” (Gen. 9 : 26, 27). Hiermede ontvangt Sem de belofte, dat uit hem het zaad der vrouw (Gen. 3 : 15, 12 : 3 e. a.) zal geboren worden. Sem is de stamvader van Abraham en daardoor van de Israëlieten en daardoor van de Christus. Als zonen van Sem worden genoemd: Elam, Assur, Arpachsad, Lud en Aram. Zie verder Semieten.

< >