Op twee plaatsen in de H. Schrift (Hoogl. 2 : 1; Jes. 35 : 1) wordt in de St.Vert. het woord „roos” gebruikt.
In beide gevallen is het de vertaling van chābătstsĕlĕth. R. kwamen in Palestina niet voor. Op enkele plaatsen in de apocriefe boeken (Boek der Wijsheid 2 : 8; Jes. Sirach 24 : 18; 39 : 17; 50 : 8) wordt ook van r. gesproken. Daar worden planten bedoeld, die in de lente bloeien, aan de beekjes geplant zijn en als struiken in de omgeving van Jericho voorkomen. Hoogstwaarschijnlijk worden daarmede de Oleanderstruiken (Nerium Oleander) aangeduid, die ook thans nog met haar rode en witte gevulde bloemen een sieraad zijn van „de Pronk des Jordaans”. In de eerstgenoemde teksten wordt gedoeld op „bloemen des velds”, die de Vlakte van Saron sieren en ook in de steppe zouden kunnen verschijnen. De Vlakte van Saron is in de lente één grote bloemenzee van Zeeuien, Affodillen, Herfsttijlozen en Narcissen. Aan deze bloemen zal dus gedacht moeten worden.
