De zoon van Remalia en adjudant van de Israëlietische koning Pekahja. De naam P. is merkwaardigerwijze een afkorting van de naam Pekahja.
P. smeedde een samenzwering tegen Pekahja, doodde hem te Samaria en werd koning in zijn plaats, 2 Kon. 15 : 25. 2 Kon. 15 : 27 staat, dat P. 20 jaar over Israël regeerde. Doch dit plaatst ons voor onoplosbare moeilijkheden. Wanneer P. koning werd in het 52e jaar van Azarja en 20 jaar regeerde, dan zou hij geregeerd hebben 737—717 v. C., en Samaria is gevallen in 722 v. C. Bovendien is er dan geen plaats voor zijn opvolger Hosea. Men heeft getracht, deze moeilijkheid op te lossen door aan te nemen, dat P. al veel eerder koning geworden is, maar dan alleen regeerde in het N. van Gilead, en dat dit tegenkoningschap begon dadelijk na de dood van Jerobeam II. Het duurde dan voort tijdens Menahem. P. zou zich dan eindelijk aan Menahem onderworpen hebben en een hoge militaire positie aan het hof hebben verkregen. In het 52e jaar van Azarja zou hij dan opnieuw naar de kroon hebben gegrepen en Pekahja hebben vermoord. Sanda, en in navolging van hem v. Gelderen, lezen: 7 jaar, in plaats van: 20 jaar. Van Gelderen dateert hem 737—732 v. C. Van der Meer stelt hem: 740—732 v. C.De politiek van P. was anti-Assyrisch en pro-Damasceens. Met Rezin van Damascus trachtte hij Achaz van Juda tot een anti-Assyrisch bondgenootschap te dwingen. Achaz riep de hulp in van Assyrië en Tiglathpileser III kwam en veroverde Ijon, Abel Beth Maächa, Janoah, Kedes en Hazor, Gilead en Galilea, het gehele land van Naftali en hij voerde de bevolking in ballingschap naar Assur. Deze nederlaag was de aanleiding voor Hosea, de zoon van Ela, om tegen P. samen te zweren en hem te vermoorden. Deze Hosea werd koning in zijn plaats. P. deed wat kwaad is in de ogen des Heren, hij week niet af van de zonden van Jerobeam, de zoon van Nebat. Zie over hem 2 Kon. 15 : 27—31 en Achaz, Assyriërs, Hosea 3.