„van ijzer”. De meest bekende drager van deze naam is in het O.T. de Gileadiet B. uit Rogelim, die David en zijn leger van allerlei benodigdheden voorzag op Davids vlucht voor Absalom, 2 Sam. 17 : 27—29.
Nadat de koning de overwinning had behaald, wilde hij B. belonen door hem in Jeruzalem te onderhouden, doch deze weigerde dit met een beroep op zijn hoge leeftijd (80 jaar) en stelde voor, om zijn zoon Kimham in zijn plaats met de koning te doen meegaan. David stemde daarin toe, 2 Sam. 19 : 31—40. „De wereld, waarin om het recht gestreden wordt, was de zijne, de wereld, waarin het succes gevierd wordt, gaat hem niet meer aan” (Buber). Zie nog 1 Kon. 2 : 7; Ezra 3 : 61, Neh. 7 : 63.2. Een Meholathiet, de vader van Adriël , de man van Merab, de dochter van Saul, vgl. 2 Sam. 21 : 8, 1 Sam. 18 : 19.