Deze zoon van Neria was de secretaris en vriend van de profeet Jeremia. Baruchs broer was de kwartiermeester van koning Zedekia, Jer. 51 : 59.
Uit Jer. 36 : 4 blijkt, dat hij uit Jeremia’s mond al de woorden des Heren, die Hij tot Jeremia gesproken had, heeft opgeschreven op een boekrol, in het 4e jaar van Jojakim. Deze boekrol zal waarschijnlijk dat, wat nu in Jer. 1—10 staat, hebben bevat. Ook uit andere gegevens in het boek Jeremia blijkt, dat B. aan de samenstelling er van een groot aandeel heeft gehad. Doch de bedoelde boekrol is door Baruch voorgelezen in de tempel en aan de vorsten van koning Jojakim. Deze verbrandde de rol en gelastte de arrestatie van Jeremia en B., die echter door de Here verborgen werden gehouden.Jeremia ontving van de Here de opdracht een andere rol te nemen en daarop de woorden des Heren weer te schrijven. Jeremia dicteerde daarop de woorden van de rol die verbrand was, aan B. Aan deze rol werden nog vele dergelijke woorden toegevoegd (zie Jer. 36). Jer. 45 staat het woord des Heren, dat tot B. kwam, nadat hij de woorden van Jeremia te boek gesteld had, en dat nodig was wegens zijn stemming van moedeloosheid. Uit Jer. 32 blijkt, dat B. tijdens Jeremia’s gevangenschap onder Zedekia de profeet hielp bij de aankoop van een akker. Uit Jer. 43 blijkt, dat B. met Jeremia door dat deel der Judeërs, dat na de moord op Gedalja naar Egypte is getrokken, is meegenomen. Josephus, Ant. X, 9, 1, deelt ons mede, dat B. bij de inneming van Jeruzalem op verzoek van Jeremia door Nebuzaradan tegelijk met de profeet is vrijgelaten. Het is heel goed mogelijk, dat B. in Egypte tegelijk met zijn meester en vriend door zijn eigen volk is gestenigd, Jer. 44. Het hoge aanzien, dat B. genoot, komt daarin uit, dat een apocrief boek op zijn naam staat: het boek B. Daarin wordt hij voorgesteld als optredende te Babel onder de ballingen. Dat dit niet juist kan zijn, blijkt al dadelijk uit wat we hierboven zagen. Voorts bevat dit boek een boetgebed, vertroostingen, waarschuwingen enz. Men heeft ook de Apocalypse van B., die zelfs in het Syrisch is vertaald en waarin de verwachting van een soort duizendjarig rijk voorkomt en die geacht wordt te zijn geschreven niet lang na de verwoesting van Jeruzalem door de Romeinen.
