Bijbelse encyclopedie

Prof. dr. F.W. Grosheide (1950)

Gepubliceerd op 17-04-2025

PROFEET

betekenis & definitie

Het Hebr. woord voor p. is nābī, dat waarschijnlijk betekent: spreker, verkondiger; en dan wel in de zeer bepaalde zin

van: spreker voor een ander, vertolker van het woord van God; zie Ex. 7 : 1; 4 : 16; Jer. 1 : 5 v.; 15 : 19. Daarnaast komen de namen „ziener” en „schouwer” voor, Jes. 30 : 10. P. als Mozes, Elia, Elisa e. a. worden wel aangeduid met de naam „man Gods”, d. w. z.: iemand, die tot God in een bijzondere betrekking staat. Ook komen namen voor als: knecht Gods, knecht des Heren, wachter. De p. ontvangt Gods openbaring en moet deze spreken, verkondigen, zie Deut. 18 : 18 v. Er waren ook profetessen: Mirjam, Debora, Hulda. Opleidingsscholen tot p. waren er niet. De p. is zich sterk bewust, dat God tot hem sprak. Vandaar uitdrukkingen als: „zo zegt de Here”, „luidt het woord des Heren”. Wat zij moeten verkondigen gaat dikwijls dwars in tegen hun eigen menselijke gedachtengang, tegen hun eigen wens en voorliefde. Lees b.v. het boek Jeremia. Zeer treffend is in dit verband de strijd, die de ware p. in Israël te voeren hadden met de valse. Deze laatsten waren leugenp., zij profeteerden uit hun eigen hart, Jahwe had tot hen niet gesproken. Het verschijnsel der ware profetie, die alleen in Israël voorkwam, is uniek. Men kan de p. niet gelijkstellen met de waarzeggers bij andere volken, alleen al hierom niet, omdat de openbaring, die zij ontvingen, als onthulling van de raad Gods, niet alleen op de toekomst, doch net zo goed op het heden en op het verleden betrekking had. Hoe stellen juist de p. het heden van Israël in het licht der geschiedenis! Hoe geselen b.v. Jesaja en Amos sociale misstanden! De p. brachten hun Goddelijke boodschap met inzet van hun gehele persoonlijkheid. Dit kwam vooral uit in de zinnebeeldige handelingen, die zij verrichtten. Denk b.v. aan het huwelijk van Hosea, aan het nalaten van rouwbetoon door Ezechiël bij het plotseling sterven van zijn vrouw. De p. moest veel smaad dragen van de kant van zijn volksgenoten, die in meerderheid niet naar de boodschap der p. zich wilden gedragen, de bekering weigerden. Jeremia is zelfs naar alle waarschijnlijkheid door zijn volksgenoten gestenigd. Trouwens, reeds Mozes heeft heel veel tegenstand van de Israëlieten ondervonden. De lijdende Knecht des Heren in Jes. 53 is de lijdende p. Dat is de lijn, die loopt van het profetische naar het priesterlijke ambt. Het is tevens de lijn naar de hoogste Profeet, de Messias, die b.v. door Jes. en Micha wordt aangekondigd. Het getuigenis van Jezus is de geest der profetie, Openb. 19 : 10. Er is onderscheid tussen p. als Elia en Elisa en Amos, Jesaja e. a., al zijn zij allen door Jahwe geroepen. Hen, van wie ons geschriften met hun profetieën zijn bewaard gebleven, noemen wij meestal: de schrijvende p. De Joden noemen de boeken Joz., Richt., Sam., Kon. „de vroegere p.”; Jes., Jer., Ez. en de 12 kleine p. zijn dan „de latere p.” Zie Oude Testament.

Er zou over het verschijnsel der profetie, b.v. over haar verhouding tot de extase, over haar geschiedenis van Mozes tot Maleachi enz. veel op te merken zijn. Afzonderlijke aandacht zouden zeker ook vragen de wonderen der p.: tekenen, om het woord, dat zij brachten, te bevestigen. Ook over de verhouding van de p. tot de priester en tot de ceremoniële eredienst in het algemeen. Dat zij deze eredienst als zodanig verwierpen, is zeker niet juist. Doch dit art. kan slechts iets aanstippen. Men zie over de p. de afzonderlijke artt. en over de profetie in het algemeen: Aalders, De profeten des Ouden Verbonds (1918). Zie over de inhoud van de prediking der afzonderlijke p.: J. Ridderbos, Het Godswoord der profeten (4 dln, 1930— 1941).

Ook het N.T. kent p. Deze dragen echter een ietwat ander karakter dan de Oudtestamentische. Terwijl deze laatsten openbaringen Gods aan het volk brachten, die vaak een blijvende betekenis hadden, Gods Woord voor de kerk van alle tijden spraken, zijn de Nieuwtestamentische p, mannen, die verklaren, wat op een bepaald ogenblik de wil van God is, of wat gebeuren zal. Er zijn ons dan ook slechts enkele woorden van Nieuwtestamentische p. bewaard gebleven en dan nog slechts zulke, die onmisbaar zijn voor het verstaan van een geschiedenis, Hand. 11 : 28; 21 : 11; vgl. ook 1 Tim. 1 : 18; 4 : 14. De p. uit de nieuwe bedeling volgen op de apostelen, Eph. 4 : 11, omdat ook zij openbaring Gods brengen, doch openbaring Gods voor die tijd. Zij behoren tot de buitengewone ambtsdragers, zijn nooit door de apostelen aangesteld. Hun gaven zijn charismatische, d. i. bijzondere gaven van de H. Geest, 1 Cor. 12 : 10. Hun gave wordt hoog gesteld boven die van de glossolalie, omdat zij steeds verstaanbare openbaring Gods brengen, 1 Cor. 14 : 4 v. Juist omdat de profetie een charisma is, loopt de orde bij de profetie gevaar en moet zij worden geregeld, 1 Cor. 14 : 29 v. Er waren ook vrouwelijke profeten, Hand. 21 : 9. Wij moeten hier aan toevoegen:

a. dat het woord p. in het N.T. ook vaak gebruikt wordt van de p. der oude bedeling,
b. dat in het N.T. ook profetische gedeelten voorkomen, in de Oudtestamentische zin van het woord, Matt. 24 enz., de Openb.

< >