1. Een Kanaänietische koningsstad, Joz. 12 : 18, vermoedelijk de heuvel Tell Ras el-’Ain dat later Antipatris heette, door Herodes gebouwd.
Het is een oude stad, waarvan de naam al voorkomt in de lijst van Thoetmosis III uit 1479 v. C.2. Een stad in het stamgebied van Aser, Joz. 19 : 30. Waar ook hier gedacht moet worden aan een stad bij een krachtige bron (want daarop wijst de naam) is er geen plek, die meer in aanmerking komt dan Tell Kerdane in de vlakte van Akko.
3. Stad waar Achab slag leverde met Benhadad, 1 Kon. 20 : 26, 30. Deze stad moet in de vlakte liggen, 1 Kon. 20 : 25, 28. Waar? Daarop worden verschillende antwoorden gegeven. Van Gelderen stelde zich dit A. voor ter plaatse van het tegenwoordige Deburije in de vlakte van Jizreël; de Israëlieten kampeerden op de hellingen bij Nain en Endor; ten N. van hen zwermden de Syriërs uit in de vlakte met de berg Thabor, de heuvelstreek van Nazareth en de stad A. in de rug.
Volgens verschillende geleerden ligt A. ter plaatse van Afiq of Fiq in Dsjolan ten O. van het Meer Gennesareth.