Schreeuwen
(schreeuwde, heeft geschreeuwd), 1. luid en doordringend roepen ; bep. om uiting te geven aan nood of pijn of ander onbehagen en dan niet of weinig gearticuleerd: de jongen schreeuwde en stampvoette van kwaadheid; moord en brand schreeuwen, schreeuwen als een mager varken, vreselijk schreeuwen ; om hulp, om brood schreeuwen ; ...