Gepubliceerd op 11-11-2021

schreeuwen

betekenis & definitie

schreeuwde, h. geschreeuwd (1 luid en doordringend roepen, een luid en doordringend geluid voortbrengen; 2 misbaar maken, te keer gaan, op heftige wijze zijn afkeuring te kennen geven [niet in de eerste plaats door zijn stemgeluid]; 3 [voorziening, wraak, herstel] vereisen; 4 krachtig op onaangename wijze tegen elkaar afsteken; tegen elkaar vloeken):

1 een klein kind, dat niet schreeuwde, zelfs niet, toen zij het een schone luier aandeed; daartussen schreeuwen vruchtenverkopers; met een voorwerp: „wat is er?” schreeuw ik; in toepassing op een luide lach: van den Hoogen lachte schreeuwend om deze geestigheid; van het natuurlijk geluid van dieren: de pauwen schreeuwen; zegsw. moord en brand schreeuwen, vreselijk te keer gaan; zie v a r k e n;
2 als wie maar schreeuwen, ook maar doen; zij schreeuwen, dat men hun geweld aandoet;
3 dat schreeuwt ten hemel;
4 die kleuren schreeuwen tegen elkaar; schreeuwende kleuren.

< >