Knik
m. (-ken), 1. gedeeltelijke breuk, knak: die steel heeft een knik; — een valse knik, lusvormige ombuiging ; 2. zijdelingse uitwijking, buiging van een staaf die onder druk staat: smalle kolommen moeten op knik berekend worden; 3. plotselinge richtingsverandering in een fijn of oppervlak, hoek; — oneffenheid, kuil...