Knikken
(knikte, heeft en is geknikt), 1. ten halve breken, knakken (overg. en onoverg.); 2. in hoekige vorm buigen; (techn.) zijdelings uitbuigen onder druk; vooroverhangen: met knikkend hoofd', inz. van hoge ouderdom: hij begint te knikken, hij wordt oud; — doorbuigen: zijn knieën knikten, schraagden hem niet goed m...