Knikker
I. m. (-s), 1. balletje van gebakken aarde, steen, marmer of glas, tot een kinderspel dienende (in Z.-Nederl. bep. die van gebakken aarde, tgov. marbel die van steen of glas is): met knikkers spelen; een zakje knikkers; — (spr.) het is niet om de knikkers, maar om 't recht van ’t spel, hij handelt zo uit...