Photius, patriarch van Constantinopel (856 – 886), is een van de grote figuren van de negende eeuw. Keizer Basilius I (867 – 886) regeerde Byzantium; met hem begint de periode die de ‘Macedonische renaissance’ is gaan heten.
Photius was een vooruitziend kerkvorst; hij initieerde de missionaire activiteiten onder de Slaven op de Balkan en de Russen. Hij was een van de geleerdste mannen van zijn tijd. Rond de patriarch en leidende intellectuelen bloeiden de literaire kringen aan het Byzantijnse hof. Hij schreef Bibliotheka, een encyclopedie voor wereldlijke en religieuze schrijvers sinds de klassieke oudheid, met uittreksels van hun werk.
De klassieke oudheid werd een belangrijk onderwerp van wetenschap en discussie. In 860 werd Constantinopel belegerd door de Russen, een beleg waar een einde aan kwam toen de patriarch Photius de bescherming van Maria als onoverwinnelijk had geprezen. In processie bracht hij de relikwie van haar gewaad naar het strand en dompelde het in zee, als afweer tegen de vijandelijke zeemacht. Deze actie leverde een icoon op die genoemd werd ‘Moeder Gods van de duizend schepen’, een Orante-type.