Wat is de betekenis van Gaan?

2023-09-21
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2023)

gaan

1) (1942) (wielr.) in conditie zijn. • In Juli - wij schrijven nu 1923 - komt hij naar Holland. ‘Ga je?’ vragen wij hem in rennersjargon. Want renners spreken altijd van ‘gaan’. Als ze ‘gaan’, zijn ze in conditie ... zijn ze snel. Als ze niet gaan ... staan ze stil. Want hun jargon geeft veelal wilde ov...

2023-09-21
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

gaan

gaan - Werkwoord 1. ergatief zich in een bepaalde richting bewegen, meestal van de spreker af Hij ging naar Amerika. 2. mogelijk zijn Dat gaat niet. 3. (auxl) vormt een onmiddellijke toekomende tijd En nu ga i...

Direct toegang tot alle 20 resultaten over Gaan?

Word nu vriend van Ensie
2023-09-21
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

gaan

gaan - onregelmatig werkwoord 1. je verplaatsen of voortbewegen ♢ we gaan naar Amsterdam 1. ervandoor gaan [wegvluchten] 2. uit de weg gaan [op...

2023-09-21
Jargon & Slang van Voetballers

Marc De Coster (2017)

Gaan

Gaan - 'nog x minuten te gaan': te spelen. Vertaling van Eng. x minutes to go.

2023-09-21
Bridge Opzoekboek

drs. Toine van Hoof (2017)

gaan

1. Voor een honderdtal: down gaan in een (meestal gedoubleerd) contract. Voorbeeld: voor 1100 gaan. 2. Naar een manche of slem: al of niet direct uitbieden. 3. M.b.t. het wedervaren in een wedstrijd: goed gaan of slecht gaan. 4. Bij de beschrijving van een biedverloop: ‘Het bieden ging... Zie ook: laten gaan; naar bed gaan met

2023-09-21
Typisch Vlaams woordenboek

Ludo Permentier en Rik Schutz (2015)

gaan

zullen Als het aan Vereecke ligt, komt er nog een veertigste, of zelfs vijftigste editie van de Night of the Proms. ‘Het kan, maar we beseffen dat dat niet vanzelf gaat gaan.’ (De morgen) Het kan best zijn dat we het nooit echt gaan weten. (Het Laatste Nieuws) In Algemeen Nederlands wordt 'gaan&...

2023-09-21
Mokums woordenboek

Ditte Simons en Hans Heestermans (2014)

gaan

in: dan zal het je d’r naar gaan, dan zul je ’t navenant meemaken, STROOP 107; op iemand gaan, op iemand slaan: ‘Dat er vrouwen zijn, die in hun jeugd mooi zijn en later heel leelijk worden...’ ‘Gaat dat op mij?!’ ‘Ja!’ zei hij vrij bruut. ‘Dat gaat óók op jou!’ RALEIGH 165.

2023-09-21
Groot wielerwoordenboek

Marc de Coster (2009)

gaan

^verouderd taalgebruik voor: in conditie zijn. In Juli - wij schrijven nu 1923 - komt hij naar Holland. ‘Ga je?’ vragen wij hem in rennersjargon.Want renners spreken altijd van ‘gaan’. Als ze ‘gaan’, zijn ze in conditie... zijn ze snel. Als ze niet gaan... staan ze stil. Want hun jargon geeft veelal wilde overdrijving en uitersten. Als ’n renner me...

2023-09-21
Woordenboek Van Eufemismen

Marc de Coster (2004)

gaan

Verkorting van heengaan*: doodgaan; sterven. Vaak verbonden met het werkwoord ‘komen’. ‘Komen en gaan’ betekent: geboren worden en sterven. Men kan ook naar ‘een betere wereld* gaan’ of ‘de weg* van alle vlees gaan’. Men spreekt... van het groot getal van kinderen, dat men heeft zien komen en gaan. Betje Wolff: Historie van den heer Willem Leev...

2023-09-21
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

gaan

in België vaak voor: lopen, wandelen. - Jantje kan al gaan, Jantje kan al lopen. In België vaak gebruikt als hulpwerkwoord voor de toekomstige tijd: zullen.In België soms dubbel gebruikt: ik ga gaan zwemmen, ik ga zwemmen. - naar de veertig, vijftig, zestig enz. gaan, tegen de veertig, vijftig, zestig enz. lope...

2023-09-21
Woordenboek Populaire uitdrukkingen

Marc de Coster (1998)

Gaan

zie ook daargaje; daar gaat-ie weer voor niets; dat gaat nergens over; gaan als een banaan; gaat-ie lekker; groot/zwaargaan; hardgaat-ie; het gaat als geitenkeutels; op leuk gaan; te gek gaan op; uit de broek gaan: 1. - over,zich bezighouden met; behandelen; bespreken: de minister van financiën gaat over geld. Gaan over iemandis ‘zorg dragen voor...

2023-09-21
Vloeken lexicon

Prof. dr. P.G.J. van Sterkenburg (1997)

gaan

In aansporende betekenis wordt gaan regelmatig gebruikt in verwensingen. In ga toch gauw op het dak zitten, ga pissen, poepen, ga je moeder pesten, ga toch weg, ga (nou gauw) fietsen is de betekenis ‘maak dat je wegkomt!, bekijk het maar, hoepel op Mn de 16de eeuw vinden wij al gaet te galgewaerts!, ga wat muis vangen!, ga na...

2023-09-21
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

gaan

I. Als intrans. ww. 1. Vaak in toep. waar de standaardt. ‘lopen’ gebruikt; een gaande zieke, lopende, niet bedlegerige zieke; van A naar B gaan, van A naar B lopen. Vader ging nog met een stok toen hij thuis kwam. De maanden na Nieuwjaar had hij snelle vorderingen gemaakt, DURNEZ z.j. (± 1958), 158. Vakantie voor...

2023-09-21
Surinaams woordenboek

J. van Donselaar (1936)

gaan

(ging, is gegaan), (ook:) 1. gaan naar, naartoe (gevolgd door een bw. bep. van plaats). Waar ga je? hoort zij een stem achter haar (Vianen 1969: 108). Maar in Groot Henar is het niet zo mooi, je kan nergens gaan, want ze planten veel rijst. Poldermensen planten veel. Ze gaan nergens (Doelwijt 1971: 9). 2. (als hulpww. ter vorming van de toekomend...

2023-09-21
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Gaan

v., gean, gyng (gong), gien (gongen); — melken, vissen, to melken, to fiskjen gean; er vandoor —, der út ritse, rûtse, (de) sokken (deryn) sette hakken opnimme, ôfstrike, útnaeije, ûtstrike, útsnije, útpike; tegemoet —, ophelje; er op af —, der...

2023-09-21
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

gaan

ging, h., i. gegaan; in de samengestelde tijden wordt het volt. dw. dikwijls vervangen door geweest of weggelaten (1 met e. persoon of dier: zich te voet voortbewegen; in ’t alg. zich voortbewegen; 2 met een zaak als onderwerp: in beweging zijn; van plaats veranderen; zich heen en weer bewegen; zich verwijderen van een punt enz. in verschille...

2023-09-21
Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gaan

Gaan - is die wijze van voortbewegen, waarbij de nieuwe steun (of hang aan) op het eene lichaamsdeel reeds is verkregen, voordat die op het andere is opgeheven. Het gaan wordt verdeeld in gewoon en kunstmatig gaan. Voorbeelden van dit laatste zijn: gaan met dijheffen, met onderbeen heffen, gaan met aansluiten, gaan met tusschentred.J. H. Custers...

2023-09-21
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

gaan

(ga:n) (ging, heeft en is gegaan) 1. zich te voet voortbewegen: wij zijn naar de stad gegaan; wij hebben drie uur gegaan; ik heb (handeling) of ik ben (plaatsverandering) zo lang met hem naar school gegaan; hij moet gedragen worden, want hij kan niet -; na twee uren -s; niet - of staan kunnen, bedlegerig zijn; zoals hij (daar) gaat en staat, zo...

2023-09-21
Polulaire Geneeskundige Encyclopaedie

Dr. Ch. Bles (1929)

Gaan

zie Loopen en Gang.

2023-09-21
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

gaan

(ging, heeft en is gegaan), (onoverg.): I. pers., 1. zich te voet voortbewegen: ik ben dat eind maar gegaan, een taxi was mij te duur; (oneig.) willen lopen eer men — kan, iets boven zijn krachten ondernemen; niet kunnen — of staan, bedlegerig zijn, niets kunnen doen; zoals hij gaat en staat, zoals hij is, eruit ziet; in de 2e nv. van d...