Poseidon - Ποσειδῶν, -δάων, Neptūnus, zoon van Cronus en Rhea, kreeg bij de verdeeling der
heerschappij over het heelal de regeering over de zee, op welker bodem hij met Amphitrīte en hunne kinderen zijn gouden paleis bewoont. Hij omvat en steunt de geheele aarde (Γαιήοχος), heerscht over alle godheden en veroorzaakt alle verschijnselen der zee, met zijn drietand doet hij naar verkiezing stormen opsteken en bedaren, rotsen splijten, de aarde schudden (Ἐννοσίγαιος, Ἐνοσίχθων), eilanden uit zee oprijzen; als hij op zijn wagen, bespannen met paarden met koperen hoeven, over de zee rijdt, dan leggen de golven zich neder en vormen voor hem een effen vlakte, terwijl zeemonsters opduiken en om hem heen dartelen. Voor allen, die met de zee in betrekking staan, is hij een beschermend god, daarentegen vervolgt hij met alle macht hen, die zijn toorn opgewekt hebben. Zoo moet bijv. Odysseus jaren lang op zee rondzwerven, omdat hij P.’s zoon Polyphēmus blind gemaakt heeft, zoo was hij een onverzoenlijk vijand van de Trojanen, wegens de trouweloosheid van Laomedon (z. a.); zelfs tegen Zeus durft hij zich soms verzetten en eens spande hij zelfs met Hera en Athēna samen om hem te boeien (z. Aegaeon).—De dienst van P. was over geheel Griekenland verbreid en van vele steden beweerde men dat zij door een van zijne talrijke zonen gesticht waren, het meest werd hij echter natuurlijk vereerd in kuststreken en op eilanden, in de Peloponnēsus vooral op de landengte van Corinthe, waar te zijner eer de isthmische spelen gevierd werden, en op de Noordkust, verder in de ionische steden van Klein-Azië (z. Panionia), enz. Toch was zijne vereering vroeger nog meer algemeen geweest, toen hij als god van het water in het algemeen, dus ook van bronnen, rivieren, enz., ook in het binnenland als bevruchtend en voedselgevend god beschouwd werd. Vandaar verscheiden verhalen van zijne twisten met andere goden over het bezit van een of ander land, bijv. met Athēna (z. a.) over Attica en Troezen, niet Hera over Argolis (z. Inachus).
Onder de dieren zijn hem de dolfijn en de stier, maar vooral het paard, gewijd. In vele verhalen wordt hij met paarden in betrekking gebracht (z. Balius en Oenomaüs), hij zou het paard geschapen en den menschen geleerd hebben zich er van te bedienen (Ἵππιος), hij wordt de vader genoemd van de paarden Arīon en Pegasus. Daarom schept hij ook behagen in wedrennen met paarden en wagens, zooals op verscheiden plaatsen, vooral te Onchestus en op de landengte van Corinthe, te zijner eere gehouden werden. Men offerde hem stieren, liefst zwarte, evers, rammen, soms ook paarden. De denneboom, die hout voor den scheepsbouw levert, was hem heilig. Zijne beelden gelijken veel op die van Zeus, hoewel zijne trekken scherper en zijne haren gewoonlijk verward zijn; hij is kenbaar aan zijn drietand of aan den dolfijn, die hem vergezelt, ook is hij dikwijls in het gezelschap van Amphitrīte e. a. zeegodheden. Dichters noemen hem donker van haar (Κυανοχαίτης).