Hera - Ἥρα, Juno, oudste dochter van Cronus en Rhea, opgevoed door Oceanus en Tethys, zuster en gemalin van Zeus, met wien zij 300 jaar heimelijk gehuwd was, voordat hij de heerschappij over de goden verwierf en haar openlijk als zijne gemalin deed erkennen. Als zoodanig wordt zij door goden en menschen zeer hoog geëerd, ook Zeus zelf bewijst haar eerbied en laat haar soms over donder, bliksem en storm beschikken. Maar haar trotsch en onbuigzaam karakter maakt het dikwijls noodig, dat hij ook haar zijn oppermacht laat gevoelen, en aan den anderen kant geven zijn talrijke liefdesavonturen en de onverzoenlijke haat, waarmede zij de door hem beminde vrouwen en hare kinderen vervolgt, dikwijls aanleiding tot de hevigste twisten, zelfs smeedde zij eens met Poseidon en Athēna eene samenzwering tegen haar gemaal, die slechts door de tusschenkomst van Aegaeon hunne plannen kon verijdelen.
Met geweld vermag zij echter niets tegen hem, en wanneer het haar al eens gelukte door list haar wil tegen den zijnen door te drijven, moet zij daarvoor meestal boeten; zoo werd zij eens, toen zij Heracles op zee bijna had doen omkomen, door Zeus met gouden boeien aan den aether opgehangen met een zwaar aambeeld aan iederen voet. Haar huwelijk met Zeus is ook de grondslag van de vereering, die zij bij de menschen geniet, en treedt bij hare feesten en plechtigheden steeds op den voorgrond; daarom is zij ook de godin van het huwelijk (Γαμηλία, Ζυγία, Τελεία) en der geboorten (Εἰλείθυια). Haar dienst is door geheel Griekenland verbreid, Samus is geheel aan haar gewijd, hare lievelingssteden zijn Argos (Ἀργεία), Mycēnae en Sparta; daarom evenzeer als uit toorn wegens het oordeel van Paris, ondersteunt zij de Grieken krachtig in hun oorlog tegen de Trojanen.
De koekoek, de pauw, de kraai en de granaatappel waren haar gewijd. Op hare afbeeldingen wordt zij voorgesteld met eene volle krachtige gestalte, waardige en ernstige gelaatstrekken, groote oogen (βοῶπις) en zware lokken, zij zit soms op een troon, draagt een ruim en lang gewaad, kroon of sluier, en heeft in de hand een schepter, granaatappel, offerschaal e. dgl.