Woordenboek der Grieksche en Romeinsche Oudheid

Z.C. de Boer, J.G. Schlimmer (1910)

Gepubliceerd op 18-06-2019

Athēna

betekenis & definitie

Athēna - Ἀθηναία, Ἀθηνᾶ, Παλλὰς Ἀθήνη, Minerva, oorspronkelijk waarschijnlijk eene godin van den aether, wier dienst in verband stond met dien van

Poseidon, en die uit het meer of de rivier Triton ontstaan was (Τριτογένεια). Volgens de gewone voorstelling was zij de dochter van Zeus, uit wiens hoofd zij volwassen en gewapend te voorschijn kwam, nadat hij zijne eerste gemalin, Metis, verslonden had. Als een van de machtigste wezens der godenwereld, oefent zij op velerlei wijze een heilrijken invloed op het menschdom uit. Vooreerst is zij de onoverwinnelijke godin van den oorlog (Ἀτρυτώνη), die staten en individuen in den rechtvaardigen strijd helpt; zij geeft haren beschermelingen den moed en het beleid, die hun de overwinning verzekeren, en betreedt in het heetste van het gevecht dikwijls zelve het slagveld, waar dan alles voor haar moet wijken, en zelfs andere godheden, die het wagen haar te weerstreven, het veld voor haar moeten ruimen. De grootste helden staan onder hare bescherming en de steden verdedigt zij tegen de aanvallen der vijanden (Ῥυσίπτολις, Πρόμαχος, Πολιάς, Ἀκραία).

De krijgstrompet, de fluit en de wapendans Πυρρίχη zijn door haar uitgevonden. Vervolgens is zij de godin van alle wetenschappen, kunsten en handwerken (Ἐργάνη), en bevordert zij landbouw en nijverheid door allerlei vindingen. Zoo is de ploeg en de hark door haar uitgevonden, zoo heeft zij den menschen geleerd hoe zij het vuur moeten gebruiken, hoe zij paarden kunnen temmen en voor den wagen spannen (Ἱππία), zoo bouwt zij voor Danaus het schip waarmede hij naar Griekenland vlucht en is zij behulpzaam in het bouwen van de Argo; ook het spinnen en weven behoort tot hare werken, en het grootste geschenk, dat de Atheners haar jaarlijks brengen, is een kunstig bewerkt kleed (πέπλος). Alles wat eene beschaafde maatschappij kenmerkt staat onder hare hoede; den staat, zijne onderdeelen en grondslagen, recht en wet, beschermt zij, en vandaar ook rechtbanken en volksvergaderingen (Βουλαία, Ἀγοραία, Φρατρία); zij zelve heeft te Athene de rechtbank van den Areopagus ingesteld.—Over het algemeen is zij de beschermgodin van hen die door verstand, bekwaamheid en overleg uitmunten; zij zelve bezit die eigenschappen in de hoogste mate, daar zij als het ware de gepersonifiëerde wijsheid van Zeus is.—Eindelijk geeft zij, als godin van den zuiveren aether, gezondheid en weert zij ziekten af (Ὑγίεια, Παιωνία).—De dienst van Athena was door geheel Griekenland verbreid, maar nergens werd zij hooger vereerd dan te Athene, de naar haar genoemde stad, waar alle instellingen of van haar afkomstig waren, of tenminste door haar in stand gehouden werden. Zelfs wordt het geheele land Attica als het eigendom der godin beschouwd.

Wel had aanvankelijk ook Poseidon erop aanspraak gemaakt, maar toen Zeus beslist had dat het land gegeven zou worden aan dengene, die het met het nuttigste geschenk zou begiftigen, schiep Poseidon het paard, Athena den olijfboom, en de goden kenden haar de overwinning toe. Sedert dien tijd is de olijfboom haar boven alles geheiligd, van de dieren zijn de uil, de haan en de slang aan haar gewijd.—Zij wordt meestal afgebeeld met eene eenigszins mannelijke gestalte, met heldere en ernstige gelaatstrekken, dikwijls draagt zij schild, helm en lans en is zij met de Aegis bekleed.
prachtige gevels. Er was echter te Athene aan openbare gebouwen meer schoons te zien, dan in eenige andere stad van Griekenland. De stad zelve was in onregelmatig ronden vorm gebouwd. In het midden lag de ἀκρόπολις, de oude burcht, oudtijds Κραναή, de ruwe rots, later Κεκροπία, vervolgens eenvoudig acropolis geheeten. Deze rots, ongeveer 150 voet hoog, was slechts aan de Westzijde toegankelijk, overigens steil en nog bovendien aan den Noordkant door de zoogenaamde pelasgische muren, aan de Zuidzijde door den muur van Cimon versterkt.

Om op de acropolis te komen, moest men eerst twee poorten doorgaan, dan stond men voor de prachtige Propylaea, τὰ Προπύλαια, op voorstel van Pericles door den bouwmeester Mnesicles gebouwd. In het midden liep een rijweg opwaarts, aan weerszijden daarvan een marmeren trap van 64 treden. Zóó kwam men in het voorportaal van den burcht. De voorgevel van dit portaalgebouw werd gedragen door zes reusachtige dorische zuilen, die vijf doorgangen vormden, terwijl ter weerszijden van den middenweg drie ionische zuilen de zoldering schraagden. Vijf deuren scheidden dit eerste portaal van een tweede, dat iets hooger lag en kleiner was en weder in eene rij van zes dorische zuilen eindigde en zóó tot het vlak van den heuvel toegang gaf.

Dit prachtwerk, geheel van marmer, kostte meer dan 2000 talenten en vijf jaren tijds. Op het heuvelvlak had men dan aan de rechterhand het Parthenon, den tempel der maagdelijke Pallas Athena, onder opzicht van Pericles door Callicrates en Ictīnus gebouwd, ruim Parthe2no0n0. voet lang en 100 voet breed, met acht dorische zuilen in het front en zeventien in de lange zijden

< >