Athēnae - Ἀθῆναι, hoofdstad van Attica, door de Atheners τὸ ἄστυ geheeten, tegenover ἡ πόλις (ἀκρόπολις), de burcht. De oudste nederzetting is waarschijnlijk op de acropolis geweest. Daar zijn nog de overblijfselen gevonden van een koningspaleis uit den Myceenschen tijd.
De burcht zelf was versterkt met een muur, uit onbewerkte rotsblokken opgetrokken. De stad breidde zich eerst uit ten Zuiden (Κυδαθήναιον), en ten Westen (z. Πελασγικόν, Πελαργικόν, (τεῖχος)), en sedert den tijd der Pisistratiden ten Noorden van de Acropolis, in den Κεραμεικός, waar door Pisistratus de nieuwe markt ten Noorden van den Areopagus werd aangelegd (de oude markt lag ten Z. daarvan). Hoe de stad er overigens vóór de perzische oorlogen uitzag, is ons onbekend; doch zelfs in zijn bloeitijd was Athene niet, wat wij eene fraaie stad zouden noemen.
De straten waren niet breed, niet regelmatig, en de huizen muntten niet uit doormet heerlijk beeldhouwwerk versierd, dat tafereelen uit het leven der godin en den grooten optocht bij de feesten der Panathenaeën voorstelde. De hier bijgevoegde plattegrond geeft eene voorstelling van de inrichting des tempels.
(A) is de omringende zuilengang, het peristylium, περίστασις, (B) de pronaos, tusschen welks zes zuilen ijzeren hekken aangebracht waren, waarachter wellicht tempelgeschenken werden tentoongesteld, (C) is de 100 voet lange cella, ἑκατόμπεδος νεώς waar in (a) het beeld der godin stond, terwijl men niet alleen aan de twee lange zijden, maar ook aan de achterzijde (op de teekening niet aangegeven) ionische zuilen vond in twee stellingen boven elkaar. Het beeld der godin, 12 meter hoog, uit goud en ivoor bewerkt, was het meesterwerk van Phidias. Op de uitgestrekte rechterhand droeg zij het zes voet hooge gevleugelde beeld der Overwinning. De gouden mantel der godin werd omstreeks 300 door zekeren Lachares, volksmenner en vervolgens tyran te Athene, geroofd. Afgesloten van de cella (de twee deuren, op de teekening aangegeven, zijn uit het christelijk tijdperk) was het opisthodomos, dat verdeeld was in het eigenlijke Parthenon (D), ook Megaron genoemd, waarin de schatten van de godin en van de andere goden bewaard werden, en het eigenlijke opisthodomos (E), waarin zich de staatsschat bevond.
Het Parthenon werd in het christelijk tijdperk in een kerk der maagd Maria en door de Turken in eene moskee herschapen. In 1687, in den oorlog tusschen de Turken en de republiek Venetië, vloog een gedeelte van den tempel, door de Turken als kruitmagazijn gebruikt, door eene bom uit de venetiaansche batterijen in de lucht. In 1799 liet de britsche gezant bij de Porte, lord Elgin, met goedvinden der turksche regeering, het nog overgebleven beeldhouwwerk uitbreken en met tal van andere kunstwerken naar Engeland overvoeren. Door het vergaan van een der schepen bij Cerigo ging een deel dezer kunstschatten verloren; het overige ging in 1816 voor 35000 L.st. aan het Britsch Museum over, waar het nog onder den naam van Elgin marbles prijkt. Tegenover het Parthenon ligt het Erechthēum, aan Poseidon Erechtheus geheiligd, met den daartegenaan gebouwden tempel van Athena Polias, waarin het oude houten beeld der godin stond, dat éénmaal ’s jaars gereinigd werd. Deze tempel werd in 407 voleindigd. (A) is de pronaos van Athena Polias, (B) de cella; aan de andere zijde kwam men langs een trap in het voorportaal
(F) van den Erechtheustempel; het is een open hal, waarvan het dak door caryatiden (Κόραι) werd gedragen; (D) is de pronaos, (C) de cella van den tempel, terwijl (E) de noordelijke uitbouw is, waarin zich het drietandteeken van Poseidon bevindt; (G), (H) en (I) zijn doorgangen. Onder den pronaos was de zoutbron, en ter zijde daarvan de heilige olijf, door Athena geplant. Een derde standbeeld van Athena was nog de Athena Promachos, een door Phidias gegoten metalen reuzenbeeld. Reeds bij het omvaren van kaap Sunium kon men de gouden punt harer speer in de zon zien schitteren. Het tempeltje der Νίκη ἄπτερος lag wel op de acropolis, doch buiten de Propylaeën.
Ten slotte vermelden wij, dat er voor de Perzische oorlogen dichtbij het Erechtheum een andere tempel van Athena gestaan heeft, die gewoonlijk Hecatompedon of ἀρχαῖος νεώς genoemd wordt. Wanneer men van de acropolis in noordwestelijke richting ging, kwam men op de markt, ἀγορά, vanwaar een weg naar den Pnyx voerde, een heuvel, die tot plaats voor de volksvergadering diende. Langs de markt liepen
zuilengangen, waarvan de στοὰ ποικιλή of beschilderde galerij de meest beroemde was. Op hare wanden prijkten tafereelen uit den slag bij Marathon en andere veld- en zeeslagen, waarin de Atheners roem hadden ingeoogst. Aan de markt lag het βουλευτήριον, waar de raad, de βουλή, zitting hield, benevens de θόλος of rotonde, waar de prytanen hun maaltijden gebruikten. Niet ver van de markt verhief zich de vrij steile Aresheuvel of Areopagus, Ἄρειος πάγος. Onder de openbare gebouwen en monumenten in de stad verdienen vermelding: het Prytanēum, het theater van Dionȳsus, dat tegen de Zuidzijde van de Acropolis aangebouwd was, het Museum, het Theseum, het Odeum van Pericles voor muzikale wedstrijden.
Een ander Odeum van later tijd was dat van Herodes Atticus. Het choragisch monument van Lysicrates, van omstreeks 330, ook wel met den naam van lantaarn van Diogenes bestempeld, is een sierlijk gebouwtje met zes corinthische zuiltjes, die op een vierkanten onderbouw rusten en een marmeren dekstuk dragen, met beeldwerk versierd en waaruit eene acanthusplant oprijst. Het gebouwtje, 34 voet hoog, diende om den drievoet (χορηγικὸς τρίπσυς) te dragen, dien Lysicrates als prijs in den choragischen wedstrijd had gewonnen. Eene straat in de stad heette de straat der drievoeten, omdat daar een aantal zulke gedenkteekenen stonden. De toren der winden was een fraai achthoekig gebouw, waarin een wateruurwerk was aangebracht en waarop een windwijzer stond.
Hij dagteekent uit de 1ste eeuw. Vele aanzienlijke mannen, zelfs vorsten lieten te Athenae praalgebouwen oprichten, om hun eigen naam te verheerlijken.