Gepubliceerd op 26-09-2017

Sophokles

betekenis & definitie

Sophokles - Grieks tragedieschrijver (496-406 v.C.). Hij was de tweede in de trits van klassieke tragedieschrijvers. Van zijn oudere tijdgenoot, Aischylos, zowel als van zijn jongere, Euripides, heeft hij wat geleerd, doch hij wordt unaniem de grootste en meest klassieke geacht. Ook zijn bewonderende medeburgers hebben Sophokles meer geëerd, niet alleen om zijn dramatische dichtersgaven, doch ook om zijn minzame, maar toch voortreffelijke persoonlijkheid.

Sophokles werd geboren in 496 als zoon van een rijke industrieel Sophilos, in een voorstadje van Athene, Kolonos. Hij genoot een zeer goede opvoeding en op 16-jarige leeftijd was hij leider van een knapenkoor dat het overwinningslied zong ter ere van de helden van Salamis, waaraan Aischylos had deelgenomen, de dag waarop - volgens de traditie - Euripides geboren werd.

Sophokles werd het type van de ideale Griek, de kalos-kagathos, een prachtkerel, die naast een beroemde intellectuele begaafdheid en lichamelijke schoonheid ook op het politieke en militaire vlak zijn vaderstad diensten zou bewijzen.

Zeer spoedig legde hij zich toe op het schrijven van tragedies, waarvoor hij voortbouwde op hetgeen Aischylos had bereikt. Zijn eerste tragedies werden opgevoerd in 471 v.C. en in 468 won hij zijn eerste lauweren tegen zijn voorganger Aischylos. In die eerste stukken speelde hijzelf de hoofdrollen, waarin zijn vaardigheid als efebos, getraind in muziek en gymnastiek, volledig tot haar recht kwam. De traditie bewaarde de herinnering aan zijn optreden in een paar van zijn vroegere werken, nl. als balspelende Nausikaa in het stuk van die naam, en als lierspeler en zanger in een stuk getiteld Thamyras. Doch Sophokles had een te zwakke stem om de zware taak van acteur op zich te blijven nemen. Hij zag er dan ook van af en deed naderhand een beroep op spelers, die zich hadden gespecialiseerd en van het acteren hun beroep maakten.

De groei naar de mannenleeftijd ging samen met de bloei en de opgang van Athene tot leidende polis in de Griekse wereld. In die evolutie en expansie van het Atheense imperium heeft Sophokles ook een rol gespeeld, waardoor bleek dat hij ook als burger zijn plicht wist te doen. In 443/442 v.C. was Sophokles een van de hellenotamiai, schatbewaarder van de kas, waarin de bijdragen van de leden van de Delisch-Attische Zeebond terechtkwamen. Tweemaal werd hij tot strategos gekozen, o.a. in 440 v.C. als collega van Perikles bij het onderdrukken van de opstand van Samos, en later met Nikias. Na de ramp van Sicilië in 415/413 v.C. (zie Alkibiades), was hij een van de probouloi, in verband met de crisis in Athene.

Sophokles was bevriend met vooraanstaande persoonlijkheden in Athene, de schilder Polygnotos, de filosoof Archelaos, leerling van Anaxagoras, en de historicus Herodotos. Verder blijkt Sophokles priester van een minder bekende godheid van de geneeskunde te zijn geweest en had hij in zijn privé-woning een cultusplaats voor Asklepios ingericht, in afwachting dat diens tempel klaar zou komen.

Zijn gehechtheid aan zijn vaderstad Athene was zo groot dat hij niet is ingegaan op de menigvuldige uitnodigingen om ergens in den vreemde hofdichter te worden.

Sophokles stierf in 405 v.C. te Athene als een zeer geëerd man. Zijn roem als tragediedichter verkreeg hij niet alleen door zijn produktie en de vele overwinningen in de competities met de grote tragici Aischylos en Euripides (hij schreef 123 drama’s, waarvan er slechts 7 bewaard zijn gebleven), niet alleen door zijn vernieuwingen en bijzondere opvattingen omtrent de evolutie van de tragedie, maar ook door zijn belangstelling voor de theorie en de kritiek van de dichtkunst, waarvoor hij een prozawerk Over het Koor schreef.

Met Sophokles begon de differentiatie in de opdrachten van de auteur van een drama. Aischylos heeft als de veelzijdige persoonlijkheid, die hij was, de conceptie, de uitbeelding en de uitvoering van een tragedie in eigen hand gehouden. Hij was dichter, hoofdvertolker, componist van de muzikale begeleiding en koorleider. Sophokles dichtte en componeerde de muziek, doch voor de andere taken deed hij een beroep op geïnteresseerde medewerkers. Hij zag ook af van de trilogie als compositievorm en dong mee in wedstrijden met afzonderlijke stukken, waarin dankzij het eigen object meer dramatische handeling en een betere karaktertekening bereikt konden worden. Men vergelijke de Elektra van Sophokles en de Oresteia van Aischylos.

Sophokles voerde het aantal spelers op tot drie, versterkte het koor (vijftien in plaats van twaalf leden) en gaf aldus aan de tragedie haar volmaakte klassieke en definitieve vorm (zie Tragedie). Daarbij moesten bij Sophokles de betekenis en het aandeel van het koor steeds meer wijken voor de dialoog. Het koor schraagde nog wel de algemene atmosfeer van het geheel door zijn jubelende, klagende of waarschuwende zangen, doch de helden van het stuk droegen de actie en de typische ethos. De kerngedachte van de tragedie, zoals de dichter deze zag, wordt in Sophokles’ stukken uitgedrukt door de gebeurtenissen en de dramatische dialogen, veel meer dan door beschouwingen van het koor, al geeft dit nog wel staaltjes van zuivere lyrische poëzie. Sophokles zou ook nog een andere innovatie gebracht hebben door het schilderen van de decors. Daardoor was hij de eerste om op de achtergrond van het toneel een vast en voor de duur van het stuk, onveranderlijk uitzicht te geven. Hiermede bereikte hij het model van de klassieke tragedie in verband met de drie-eenheid: die van handeling, tijd en plaats. Om die ordening is hij de grootste van de drie grote tragici.

Inzake religieuze opvattingen en wereldbeschouwing bereikte Sophokles zelf ook een evenwicht. Hij geloofde nog wel aan een noodlot of moira, aan een ingrijpen van de goden in het menselijk bestaan, doch daarnaast was hij er zich ook van bewust dat de mens toch een vrije wil bezat. Niet uitsluitend het blinde lot bepaalde het leven van de mens, doch ook diens in vrijheid besloten daden. Dit leidde in zijn tragedies tot diep ingrijpende verwikkelingen, tot ongewone verrassingen, niet uitsluitend als gevolg van de tweestrijd tussen goden of noodlot en de mens, doch ook tussen de mensen onderling. Trouwens, in enkele van de bewaard gebleven stukken is de kern: de botsing of essentiële tegenstelling tussen de door de acteurs belichaamde karakters (Antigonè-Ismenè, Antigonè-Kreoon) of het koppig vasthouden aan de ingenomen positie.

Zijn opvattingen over het leven waren die van de doorsnee Athener van zijn tijd, die nog niet te zeer onder invloed van het rationalisme stond. De goden waren de behouders van het recht en de moraal; hun wil kon kenbaar gemaakt worden door de gave van de zieners of door raadpleging van de orakels. Doch Sophokles aanvaardde ook het feit dat de mens in zijn leven ongelukkig kon zijn, niet altijd door eigen schuld, en lijden door de ironie van het lot.

Wat betreft de chronologie van de bewaard gebleven werken bestaat er slechts zekerheid over Philoktetes, opgevoerd in 409 v.C., en over het laatste werk, Oidipous te Kolonos, opgevoerd na zijn dood in 401 v.C. Hierna volgt de korte inhoud van de bewaard gebleven werken, gerangschikt volgens de sagenkring, waartoe de inhoud behoort.

Tot de Troiaanse sagenkring behoren Aias, Elektra en Philoktetes; tot de kring van de Heraklessagen behoort De Trachinische Vrouwen; tot de Thebaanse sagenkring behoren Koning Oidipous, Oidipous te Kolonos en Antigone.

Aias of Aiax is waarschijnlijk het oudste van de bewaard gebleven stukken. Aias, een van de dapperste Griekse helden vóór Troia, trekt in de nacht uit om zich op Odusseus en andere leiders in het leger te wreken, omdat hij het heeft moeten afleggen tegen de geslepen Odusseus in de strijd om de wapenrusting van de gevallen Achilleus. De godin Athena vergezelt hem en slaat hem met waanzin om te voorkomen dat Aias de Griekse aanvoerders vermoordt. In zijn waanzin richt Aias een ware slachting aan onder het vee, in de overtuiging dat het Grieken zijn. Dan trekt hij zich in zijn tent terug, waar hij opnieuw dieren neerslaat. Odusseus hoort hiervan en gaat op inlichtingen uit. Bij de tent van Aias wordt hij door Athena ingelicht en zij laat Aias naar buiten komen om Odusseus te laten genieten van het schouwspel. Doch Odusseus heeft slechts woorden van diep medelijden voor de waanzinnige held.

Weer tot bezinning gekomen, begrijpt Aias dat hij nu volledig zijn eer verloren heeft en dat hij zo niet verder leven kan. Hij besluit dan zelfmoord te plegen en noch de smeekbeden van Tekmessa, zijn echtgenote, een buitgemaakte slavin, noch die van zijn wapenmakkers, het koor, bestaande uit matrozen van Salamis, kunnen hem daarvan weerhouden.

Na een verandering van het toneel, nu aan de oever van de zee, volgt dan een monoloog van Aias vóór zijn dood, waarin hij zijn haat uitspreekt tegenover de Atriden en zich dan in zijn zwaard stoot. Het koor en Tekmessa vinden het lijk en de Atriden, Agamemnon en Menelaos willen het ten prooi aan roofvogels en honden laten liggen, doch Odusseus helpt Aias’ halfbroer Teukros de dode eervol begraven.

Elektra is waarschijnlijk een van de latere werken van Sophokles. De inhoud van het drama stemt overeen met het middenstuk van Aischylos’ trilogie Oresteia (De Offerplengsters of Choëophoren), evenwel heel anders opgevat. Hier is Elektra, de dochter van Agememnon en Klytaimnestra, de grote figuur, de persoonlijkheid, die het hele stuk draagt. De ethische probleemstelling van de moedermoord is op het achterplan gedrongen. Klytaimnestra, die haar echtgenoot Agamemnon na diens terugkeer uit Troia heeft vermoord om zich te wreken over de dood van hun dochter Iphigeneia, wordt hier afgeschilderd als de belichaming van het kwaad op zo’n pregnante wijze dat haar dood als gerechtvaardigd wordt aanvaard.

Bij de aanvang van het stuk komt Orestes met zijn oude opvoeder aan bij het paleis van de Atriden in Mykene en bereidt de list voor, waarmee hij zijn wraak zal kunnen uitvoeren. Volgens oude sagen was hij als knaap door zijn zuster Elektra gered en weggezonden om hem het lot van zijn vader te besparen. Terwijl Orestes zich naar het graf van zijn vermoorde vader begeeft, komt Elektra luid klagend en jammerend op het toneel en in een wisselende zang met het koor van Mykeense vrouwen geeft zij uiting aan haar diepe smart.

Klytaimnestra, opgejaagd door een schrikwekkende droom, zendt Chrysothemis, haar tweede dochter en zuster van Elektra, naar het graf van Agamemnon. Elektra overtuigt haar zuster ervan dat zij moet offeren voor haar broeder Orestes en de noodlotsbedreiging over hun familie. Daarna volgt een tragische scène tussen Elektra en Klytaimnestra. De dochter ontmaskert de huichelarij van haar moeder en schreeuwt haar overtuiging uit dat weldra het recht zal zegevieren. Elektra hoopt hiervoor op haar broeder; de moeder verlangt bescherming tegen de wraak.

Dan brengt de opvoeder van Orestes het bericht dat deze laatste dood is (dit was de uitgewerkte list), waarop Klytaimnestra herademt, doch Elektra haar laatste hoop verliest. Elektra zal toch haar opdracht niet opgeven en beslist derhalve zelf wraak te nemen. Hierbij kan zij niet rekenen op de zwakke figuur van haar zuster Chrysothemis. Zij staat alleen voor haar zware opdracht. Dan treedt Orestes zelf op, zonder herkend te worden, en overhandigt Elektra de urne, waarin, naar hij zegt, de as van Orestes wordt bewaard. Hierop volgt een aangrijpende alleenspraak van Elektra met in haar armen dat wat haar nog van haar broer rest. Orestes kan dit niet langer aanhoren, begrijpt wat Elektra heeft doorgemaakt en maakt zich bekend. De jubel van Elektra brengt een tegenstelling van uitersten in de gevoelens. Samen zullen zij de moord op Klytaimnestra en haar minnaar Egisthes voltrekken.

Philoktetes werd opgevoerd in 409 v.C. Op de heenreis naar Troia hebben de Grieken Philoktetes op de verlaten kusten van het eiland Lemnos achtergelaten wegens een verpestende wonde aan diens voet.

Nu, tien jaar later, worden Odusseus en de jonge Neoptolemos, zoon van Achilleus, naar het eiland gezonden om met allerlei listen Philoktetes ertoe te bewegen met hen mee te gaan, omdat de Troianen blijkbaar niet verslagen kunnen worden zonder de hulp van Philoktetes met diens wapens, boog en pijlen.

Tegenover de sluwe Odusseus staat de jonge idealist Neoptolemos, die geen bedrog wil plegen. Philoktetes, die weer mensen ziet met wie hij praten kan, jubelt het uit om die verandering in zijn toestand en hoopt dat zij hem weer naar Griekenland zullen terugbrengen, wat zij als doel van hun komst hadden voorgesteld. Hij vertrouwt zijn boog toe aan Neoptolemos, doch krijgt weer een aanval van zijn slepende ziekte. Tegenover deze hoogste nood en dat lijden bekent Neoptolemos zijn leugen in weerwil van Odusseus’ bedreiging. Herakles, als deus ex machina, moet nu een oplossing brengen, want Neoptolemos wil Philoktetes toch naar huis begeleiden. Door de bemiddeling van Herakles vergezelt Philoktetes de beide Griekse helden naar het kamp van Troia.

De Trachinische Vrouwen. In de prologos is Deianeira, echtgenote van Herakles, aan het woord. Zij heeft vernomen dat haar man weldra naar huis zal terugkeren van zijn avontuurlijke tochten in dienst van Eurystheus. Om haar op de hoogte te brengen heeft Herakles het mooie koningskind Iole vooruitgezonden, maar van een bode heeft zij vernomen dat het een kind van Herakles was. Hieruit besluit Deianeira dat zij de liefde van Herakles verbeurd heeft. Jaloers als zij is, wil zij de liefde van haar echtgenoot terugwinnen en daartoe een liefdeselixir klaarmaken. Dit tovermiddel is haar overhandigd door een stervende Kentaur. Door het bloed van deze Kentaur zou de liefde van Herakles voor haar opnieuw aangewakkerd worden. Deianeira, die daaraan geloof hecht, doopt in het vocht het feestkleed van haar man, dat zij met het oog op zijn terugkeer naar Trachis naar hem toe zendt. Zij weet echter niet dat er gift in het bloed is gemengd. Als Herakles dan het feestkleed bij het offer draagt, krijgt hij hevige pijnen en stervend wordt hij naar huis gebracht. Zijn zoon Hyllos brengt dit bericht aan zijn moeder over. Deianeira begrijpt dat zij hieraan schuld heeft en pleegt zelfmoord. Herakles wordt thuisgebracht en valt klagend in slaap. Na zijn ontwaken breekt hij uit in een wilde weeklacht en verneemt de ware toedracht van het gebeurde. Hij legt zich bij zijn lotsbestemming neer. Nadat hij zijn zoon Hyllos de raad heeft gegeven met Iole te huwen en zijn laatste rustplaats voor te bereiden, eindigt het stuk.

Koning Oidipous is opgevoerd omstreeks 430 v.C. In deze tragedie spelen de orakels een bijzondere rol. Samen met de twee volgende tragedies uit dezelfde sagenkring illustreert deze de diepste overtuiging van Sophokles, dat de mens niet een willoos of krachteloos speeltuig van het noodlot is, doch dat hij zelf in het gebeuren kan ingrijpen met zijn sterke, vrije wil. De goden kunnen het wel zo regelen dat de mens door te rukken aan het net van het noodlot steeds meer verstrikt raakt totdat hij daar komt, waar de goden hem willen hebben.

De voorgeschiedenis van deze tragedie: koning Laios van Thebe heeft van het orakel te Delphi vernomen dat zijn zoon hem zal vermoorden en met zijn echtgenote, diens moeder, huwen. De dienaar, die de pasgeboren zoon Oidipous in de bergen moet ombrengen, geeft de kleine aan een herder uit Korinthos. Na verloop van tijd brengt deze herder hem naar koning Polybios. Aan het hof van Korinthos groeit Oidipous op. Als hij volwassen is, raadpleegt Oidipous op zijn beurt het orakel en verneemt wat hem is voorbeschikt. In de overtuiging dat de koning en de koningin van Korinthos zijn ouders zijn, verlaat hij het paleis en trekt de wereld in. Bij een driesprong ontmoet hij koning Laios met diens gevolg. Oidipous, noch de groep van Laios wil de andere voor laten gaan. Een twist volgt, daarna een gevecht. Oidipous doodt Laios en de leden van diens gevolg op één na. Deze gaat dan in Thebe vertellen dat zij door een bende zijn overvallen en hij alleen na moedig verzet is ontsnapt. Kort daarop komt Oidipous in Thebe, bevrijdt de stad van de Sphinx en huwt als beloning voor deze bevrijding de koningin-weduwe, Iokastè. Aldus is de voorspelling van het orakel uitgekomen. Uit deze echtverbintenis worden vier kinderen geboren, nl. twee meisjes, Antigonè en Ismène, en twee jongens, Polyneikes en Eteokles.

In deze situatie begint het drama. De pest is in Thebe uitgebroken en Oidipous beveelt een grootscheeps onderzoek naar de oorzaak. Volgens het orakel, geraadpleegd door Kreoon, is de godheid verbolgen omdat de moordenaar van Laios nog steeds niet gestraft is, en er geen zoenoffer heeft plaatsgehad. Oidipous vervloekt dan de moordenaar en weet niet dat hij hierdoor zichzelf vervloekt.

Tijdens het verloop van het stuk worden de deeltjes van de puzzle stukje bij stukje samengebracht. In zijn abnormale ijver ontwaart Oidipous de schuldige of de handlanger in de blinde ziener Teiresias, die door hem tenslotte tot het uiterste wordt gedreven en hem als de ware dader aan wijst, hem zelfs de moord en de bloedschande aanwrijft.

Daarna wordt Kreoon, broeder van Iokastè, ervan beschuldigd een aanslag op het leven van Oidipous te beramen. Iokastè komt tussenbeide en verwijst naar de inhoud van het orakel.

Zij twijfelt aan de waarheid van de inhoud, aangezien hun zoon is omgekomen en Laios door een bende rovers is gedood bij een driesprong.

Doch elke poging om Oidipous te bedaren is een schrede dichter bij de catastrofe. Oidipous herinnert zich de moordpartij bij de driesprong, doch de moord op Laios is door een bende gepleegd. De overlevende van de moordpartij wordt ontboden. Ondertussen komt een bode uit Korinthos de dood van koning Polybios melden. Dus kan Oidipous zijn eigen vader niet vermoord hebben. Maar de bode onthult dat hij slechts de adoptiefzoon was, een vondeling, door een dienaar van Laios aan een herder van Korinthos gegeven. Deze laatste had de kleine aan het koningspaar bezorgd.

Iokastè voelt met haar vrouwelijke intuïtie de waarheid aan voordat zij klaarheid ziet en zekerheid heeft. Zij strijdt dan voor haar herwonnen geluk en tracht Oidpous van elk verder zoeken af te houden, tevergeefs. Wanneer de ontsnapte dienaar eindelijk de juiste toedracht van het gebeuren bekend maakt, ziet Oidipous alles duidelijk. Vertwijfeld snelt hij het paleis binnen, vindt er Iokastè die zich verhangen heeft, en steekt zich de ogen uit. Blind wankelt hij over het toneel, neemt afscheid van zijn dochtertjes en trekt zijn ellendig lot tegemoet.

Oidipous te Kolonos, opgevoerd in 401 v.C., na de dood van de dichter, behandelt het einde van Oidipous en zijn dood. Dit is het laatste stuk van Sophokles, die het als tweede Oidipous- drama schreef aan het einde van zijn leven, op 90-jarige leeftijd, in omstandigheden die ook voor de dichter tragisch waren. Enkele maanden vóór zijn dood werd Sophokles voor de rechtbank gedaagd door zijn eigen zoon, met de bedoeling het beheer van zijn vaders fortuin en bezittingen in handen te krijgen, onder voorwendsel dat vader Sophokles zwakzinnig was geworden. Om zich te verdedigen heeft Sophokles enkele gedeelten van Oidipous te Kolonos, waaraan hij werkte, voor de rechters voorgelezen. De eis van de zoon werd afgewezen.

In Oidipous te Kolonos aanschouwen wij de tragische geslagen mens, door de godheid in de diepste ellende gestort. Na lange omzwervingen komt Oidipous als blinde bedelaar in Kolonos aan, waar hij eerst van de heilige plaatsen wordt verjaagd, maar dan toch herkend wordt. Men weet te Kolonos dat het orakel heeft voorspeld dat hij op de heilige plaats van de Eumeniden bij Kolonos Hippios de laatste rust zou vinden.

Theseus, de landskoning van Athene, wordt erbij gehaald. Het koor van Attische grijsaards, nieuwsgierig als het is, weet stuk voor stuk het pijnlijk relaas van zijn verleden aan Oidipous te ontfutselen. Tussen het koorlied (kommos) en de dialoog door klinkt de lof van Kolonos en zijn bewoners, waarmede de dichter de roem van zijn geboorteplaats verkondigt.

Oidipous is subjectief zonder schuld en de houding van Theseus tegenover de blinde bedelaar illustreert dat. Hij zal samen met de twee dochters van Oidipous deze laatste op de weg naar het geheim van de dood begeleiden.

In het laatste deel wordt de strijd om de macht in Thebe vermoed, aan de hand van het relaas van Antigonè en Ismenè, die hun beklagenswaardige vader zijn komen helpen. Volgens het orakel zal de overwinning in deze strijd toekomen aan degene die het vertrouwen van de oude Oidipous kan winnen. Zo verschijnt dan de huichelachtige Kreoon, die met Eteokles Thebe verdedigt tegen de legermacht van de Zeven. Oidipous laat zich door hen niet overtuigen en daarom rooft Kreoon de beide dochtertjes, die echter door Theseus worden teruggehaald. Daarna komt Polineikes, die door de aanblik van zijn vader diep geroerd wordt en smeekt hem te mogen helpen. Doch Oidipous vervloekt zijn zoon om zijn optreden en voorspelt de broedermoord (zie Aischylos’ Zeven tegen Thebe).

Oidipous vraagt dan aan zijn dochters voor zijn graf en het dodenfeest te zorgen en gaat zijn laatste tocht.

Antigone is waarschijnlijk opgevoerd in 442 v.C. Kreoon is weer koning, nu de zonen van Oidipous door eikaars hand zijn gesneuveld. Zijn eerste verordening behelst een staatsbegrafenis voor Eteokles en een verbod van teraardebestelling voor de verrader Polyneikes. Wie dit verbod overtreedt, zal de ergste dood sterven. Opdat zijn bevel nageleefd wordt, plaatst Kreoon een wacht bij het lijk dat voor de muren van Thebe is blijven liggen na de aftocht van de belegeraars.

Met dit verbod heeft Kreoon de goddelijke wetten overtreden, die voorschrijven dat een lijk begraven moet worden, zij het dan buiten de vadergrond, indien het een misdadiger betreft. Kreoon belichaamt dus niet de staat naar Atheense opvatting. Hij zou niet alleen zijn rechten, doch ook de beperktheid van de hem toegemeten macht moeten kennen. Tegenover Kreoon staat Antigonè, de zuster van Polyneikes, met het vaste voornemen de dode toch te begraven, omdat zij de ongeschreven wetten van het bloed en van de goden van de onderwereld hoger stelt dan die van de mens, hij moge dan een vorst zijn.

Dit conflict leidt naar de tragische climax en de ontknoping. Antigonè wordt op heterdaad betrapt op het ogenblik dat zij met wat zand op het lijk te strooien, een symbolische begrafenis uitvoert. Zij wordt voor Kreoon gebracht en triomfeert omdat haar onderneming geslaagd is, en zij verklaart de in haar ogen zo belangrijke betekenis.

Dan begint voor haar evenwel de tragische gang naar de dood, waartoe Kreoon haar in zijn blinde overmoed veroordeelt.

Haimoon, Kreoons zoon en verloofde van Antigonè, slaagt er niet in zijn vader op diens besluit te doen terugkomen. Kreoon volhardt in wat hij denkt zijn recht en het recht van de staat te zijn. Hij is dus geen wezenlijke booswicht, die wetens en willens onrecht wil plegen. Hij zit gevangen in zijn waan van de mateloze macht van de staat.

Ook wanneer de ziener Teiresias komt zeggen dat de goden hem verwerpelijk vinden om dit besluit en dat hij de eer van Thebe bezoedelt door zijn verbod van begrafenis, roept Kreoon uit dat Polyneikes geen graf krijgt, zelfs al zouden de goden er zich mee bemoeien. Hierop vervloekt Teiresias hem om deze vermetele waan, en deelt hem de beslissing van de goden mee, nl. dat hij met eigen vlees en bloed het onrecht de dode aangedaan, zal uitboeten.

Kreoons overmoed en verblinding breken en hij wil dan redden wat hij nog redden kan. Doch de goden aanvaarden geen verzoening meer. Hij vindt Antigonè dood door verhanging, zijn zoon Haimoon pleegt zelfmoord bij het lijk en een bode komt hem melden dat ook Eurydikè, zijn echtgenote, in het paleis de dood heeft gezocht, nadat zij de dood van haar zoon vernomen had, en nadat zij hem, haar echtgenoot, had vervloekt. Kreoon blijft gebroken achter.