Gepubliceerd op 26-09-2017

Sallustius Crispus, Gaius

betekenis & definitie

Sallustius Crispus, Gaius - Romeins geschiedschrijver (86-35 v.C.), geboren te Amiternum in Samnium, het land van de Sabini. Hij behoorde tot een plebejische familie, die betrekkelijk welgesteld was. In zijn prille jeugd beleefde hij de troebele jaren van de burgeroorlog tussen Marius en Sulla (88-79 v.C.) en het schrikbewind van Sulla (82-79 v.C.). Over zijn jeugd is zeer weinig met zekerheid bekend, al staat het vast dat hij zeer vroeg naar Rome is gegaan en daar zijn studies in de retorica, de filosofie en de letteren heeft voltooid. In het jaar 63 was Sallustius 23 jaar oud en maakte te Rome de spanning mee ten gevolge van de bekendmaking en de onderdrukking van de samenzwering van Catilina.

Zijn politieke overtuiging bracht hem in de partij van de populares en in 55 v.C. begon hij zijn cursus honorum als quaestor. In 52 was hij tribunus plebis en sloot hij zich aan bij de partij van Caesar. In het jaar van zijn volkstribunaat had het beroemde proces plaats tegen de bendeleider Milo, wiens mannen de volksmenner en bendeleider Clodius hadden vermoord op 18 januari 52. Als partijganger van de vermoorde Clodius hitste Sallustius zijn omgeving op tegen de dader en diens verdediger Cicero.

Sallustius leidde een leven vol uitspattingen en zedeloosheid, zodat hij in 50 om zijn wangedrag door de censor Appius Claudius een openbare berisping opliep en uit de senaat gestoten werd.

Op het ogenblik dat de kloof tussen Caesar en Pompeius onoverbrugbaar werd, begaf Sallustius zich naar het kamp van I. Caesar in Gallië. Toen deze de toestand volledig meester was, kreeg Sallustius zijn aanstelling als quaestor in 48 v.C. en werd hij opnieuw in de senaat opgenomen. In de burgeroorlog die volgde, heeft Sallustius meerdere opdrachten als veldheer vervuld, niet altijd met succes. In 46 benoemde Caesar hem tot praetor en na de slag bij Thapsus in de Afrikaanse oorlog tot proconsul cum imperio (stadhouder met onbeperkte bevoegdheid) van Africa Nova, de nieuwe opgerichte provincie in Numidia. Ondertussen was Sallustius gehuwd met Terentia, de eerste vrouw van Cicero, die zich na een huwelijk van dertig jaar van haar had laten scheiden. Als stadhouder van deze Afrikaanse provincie zoog Sallustius de bevolking zodanig uit en pleegde hij er zulke enorme afpersingen dat hij als een schatrijk burger naar Rome kon terugkeren. Hier liet hij zich een paleis bouwen temidden van weelderige tuinen op de Pincio en de flank van de Quirinalis. Dit waren de zgn. Horti Sallustiani. Te Rome werd Sallustius wegens deze afpersingen aangeklaagd in een quaestio de repetundis, doch door bemiddeling van Caesar vrijgesproken.

Na de moord op Caesar in 44 v.C. begreep Sallustius dat zijn politieke rol was uitgespeeld en hij trok zich uit het openbare leven terug. Tot aan zijn dood op 13 mei 35 v.C. wijdde hij zich volledig aan de studie en de geschiedschrijving, het ideaal van zijn jeugd. Na twee open brieven aan I. Caesar (Epistulae ad Caesarem senem de republica, waarin Sallustius hem raad verstrekte over de hervorming van de staat e.d. (want het Invectiva ad Ciceronem, een aanvalspamflet tegen Cicero, is ongetwijfeld apocrief), verschenen achtereenvolgens de Coniuratione Catilinae, De Bello Iugurthino en Historiae.

De Coniuratione Catilinae is een vrij tendentieuze, onnauwkeurige (bewaard gebleven) monografie over de samenzwering van Catilina in 63 v.C. Hierin zocht Sallustius scherpzinnig naar de oorzaken van de revolutionaire beweging, beschreef de mentaliteit van de bevolking van Rome in die tijd en had klaarblijkelijk de bedoeling de verdiensten van Cicero bij de beteugeling ervan te minimaliseren.

De Bello Iugurthino is een, eveneens bewaard gebleven, monografie over het verloop van de oorlog tussen Rome en Iugurtha, koning van Numdië (111-105 v.C.). Deze laatste werd door verschillende legeraanvoerders bestreden tot Marius hem in 105 gevangen nam. Historisch is het werk wellicht aanvechtbaar, doch literair is het een meesterwerk.

Een zelfde stuk geschiedenis beschreef Sallustius in zijn Historiae, waarin hij de periode vanaf de dood van Sulla in 78 tot het jaar 67 v.C. behandelde in 5 boeken, waarvan slechts enkele fragmenten, vier korte redevoeringen en twee brieven bewaard zijn gebleven. Historiografisch is dit zijn beste werk. Ongetwijfeld heeft Sallustius belangrijke vernieuwingen gebracht in de Romeinse geschiedschrijving, nl. door de invoering van de methode en de opvatting van Thukydides. De oorzaken van de historische gebeurtenissen worden niet meer uitsluitend gezocht in de feiten die chronologisch precederen, doch in de ziel van de acteurs (psychologische geschiedschrijving). Tot dan beperkte men zich tot het opsommen, jaar najaar, van de feiten. En omdat hij ook de oorzaken van Rome’s verval, waardoor hij gefascineerd werd, zocht in de zedelijke achteruitgang van de oude Romeinse adel, doet hij ook aan zgn. ethische historiografie. Nochtans bezondigt hij zich wel eens aan overdrijvingen. Zijn werken zijn vrij objectief - meer dan men het bij de Romeinen gewoon is - maar wel eens vervormd om esthetische redenen.

De toon van zijn monografieën is erg moraliserend, een aspect dat zijn tijdgenoten hem erg kwalijk namen wegens zijn eigen afkeurenswaardige verleden.

Als kunstenaar munt hij uit door zijn aanvoelen van de organische eenheid van elk werk, door zijn zin voor de dramatische aspecten van de handeling en door zijn psychologisch talent. Bekend in dit verband zijn o.a. de twee redevoeringen van Caesar en Cato in de Catilina. Zijn taal is sterk archaïserend, naast enkele innovaties. Cato blijkt zijn voorbeeld te zijn geweest.