Gepubliceerd op 21-09-2017

Pontifex

betekenis & definitie

Pontifex - Lid van het belangrijkste priestercollege te Rome. De etymologische verklaring van de naam is nog niet opgehelderd, al betekent het wellicht niets anders dan ‘bruggenbouwer’. Tijdens de vroegste periode van het koningschap blijken de pontifïces namelijk de opdracht te hebben gehad de Pons Sublicius te herstellen, na haar opzettelijke vernietiging in oorlogstijd. Daarna werden hun bevoegdheid en taak verlegd tot de rituele of magische activiteiten bij deze en andere handelingen en werden de pontifices van lieverlee de directe raadgevers van de koning. Onder de koningen omvatte het college van de pontifices naast een drietal pontifices, de rex sacrorum en zijn echtgenote, regina, de drie flamines maiores en hun echtgenoten, de flaminicae, enkele medewerkers en bedienden, de flamines minores en de Vestaalse Maagden.

Hun aantal en bevoegdheid evolueerden tijdens de Republiek, zodat wij de situatie aan het einde van deze periode als volgt kunnen samenvatten: in het collegium pontificum was de macht van de pontifex maximus toegenomen ten nadele van die van de rex sacrorum.

Het aantal pontifices in het begin, drie of vijf, was door de lex Ogulnia van 300 v.C. op negen gebracht; L. Cornelius Sulla verhoogde het aantal tot vijftien en I. Caesar voegde er een supra numerum bij, dus zestien in totaal. Tot dit college behoorden dan ook de drie flamines maiores als priesters van de drie hogere godheden, en de zes Virgines Vestales. Van mindere rang waren de vier pontifices minores, de helpers, vooral voor administratief werk (scribae pontifices) en de twaalf flamines minores, priesters van godheden van mindere betekenis.

Het lidmaatschap van het college van de pontifices was aanvankelijk uitsluitend aan de patricii voorbehouden. Dezelfde lex Ogulnia verleende in 300 v.C. aan de plebeii de toegang tot het pontificaat en bepaalde dat er vijf van de negen tot deze plebejersstand zouden moeten behoren. Alleen werd nooit een plebejer rex sacrorum of Hamen maior.

Rex sacrorum, flamines maiores en Virgines Vestales werden door de pontifex maximus benoemd. De pontifices werden aanvankelijk door nominatio en cooptatio in het college opgenomen, doch aan het einde van de 3e eeuw v.C. werd er een verkiezing in de comitia tributa tussengeschoven. De benoeming gebeurde voor het leven. Onder toezicht van de pontifex maximus behartigden de pontifices alle religieuze dienstbaarheden en rituele handelingen, ritu romano, van de erediensten, die niet aan de bijzondere zorgen van gespecialiseerde priesters waren toevertrouwd (zie Flamines). Daarbij stelden zij de kalender samen, bepaalden de dies fasti et nefasti, bewaarden en verklaarden de sacrale wetgeving en tekenden de voor de staat belangrijke gebeurtenissen op (zie Album, Annales, Fasti).

Aan het einde van de Republikeinse periode waren de pontifices bijna allen leidende politieke figuren die de hoogste magistraturen bekleedden, want de benoemingen van dit hoogpriesterlijk college stond onder invloed van de strijd tussen de politieke partijen. Met Caesar en Augustus, die - zoals de meeste keizers na hen - zelf de functie van pontifex maximus in handen hielden, geschiedde trouwens de organisatie van het college naar de wensen van de hoogste staatsmacht. De samenstelling van het college van pontifices was een belangrijke pion in het politieke schaakspel. Dit verklaart voor een belangrijk deel de ondergang van de openbare eredienst en de groei van het scepticisme. De eredienst werd dienstbaar aan de politiek. Dit had tot gevolg dat reeds vanaf Augustus een officiële keizercultus georganiseerd en aanvaard kon worden, eerst in de provincies en later in Rome zelf. De nauwe verbondenheid tussen eredienst en politiek, in hoofde van het hoogpriesterlijk college, blijkt uit de uitbreiding hiervan, met politieke oogmerken, onder de keizers Elagabalus (218-222 n.C.) en Aurelianus (270-274 n.C.). Keizer Elagabal richtte een priestercollege op onder zijn leiding als sacerdos amplissimus voor de dienst van Sol Invictus. De waardigheid kwam in rangorde vóór die van pontifex maximus, wat hijzelf trouwens bleef.

Keizer Aurelianus riep een nieuwe groep pontifices in het leven, de pontifices Dei Solis, als bekroning van zijn religieuze hervorming en politieke eenmaking van het Rijk. Hijzelf bleef als pontifex maximus de leiding van het hoogste priestercollege waarnemen.

De leden van het oude college namen weldra de titel pontifex maior of pontifex Deae Vestae aan, om zich van de nieuwe pontifices te onderscheiden.