Gepubliceerd op 21-09-2017

Pontifex Maximus

betekenis & definitie

Pontifex maximus - Opperpriester. Hoewel na de revolutie van 510-509 v.C. de rex sacrorum of sacrificulus de koninklijke bevoegdheid op religieus gebied en de titel had geërfd en als zodanig ook het voorrecht de Regia (koninklijke woning) te mogen betrekken, en enkele godsdienstige handelingen te verrichten, o.a. de dienst van Ianus, toch was het de pontifex maximus die de opperste macht in godsdienstige zaken aan zich trok, al kwam hij in rangorde na de rex sacrorum en de drie flamines maiores.

De pontifex maximus, die ook in de Regia woonde, was in de Romeinse staat de vertegenwoordiger van de goden en had evenals de hogere magistraten het ius auspicii met een zeker imperium (zie Divinatio, Augures, Iura publica) en als zodanig het gezag van een magistraat. Trouwens, tot aan Caesars kalenderhervorming in 46 v.C. was zijn politieke macht ook groot. Daarbij bekleedden vanaf Caesar de keizers deze functie en concentreerden aldus alle macht in eigen hand.

De pontifex maximus droeg, samen met de Virgines Vestales, in naam van de staat de offers op ter ere van Vesta en met de andere ondergeschikten die ter ere van de publieke Penates en Lares; ook leidde hij de rituele offerplechtigheden voor alle andere goden in de tempels van de staat, voor zover deze niet door eigen priesters verzorgd werden.

Als behoeder van de traditionele religieuze voorschriften stond de pontifex maximus of een ander lid van het college de magistraten bij, als deze laatste uit hoofde van hun ambt bepaalde rituele handelingen moesten stellen, o.a. boeteoffers, de vota, beloften of wensen, toewijdingen en dergelijke. Daarbij moest de pontifex maximus beslissen wanneer men inzake religieuze voorschriften door buitengewone omstandigheden in het onzekere verkeerde. Hij bepaalde derhalve de middelen, die de verhouding tot de goden zouden herstellen of welke zoenoffers er moesten plaatsvinden.

Sedert onheuglijke tijden stelde de pontifex maximus ook de kalender samen. In de Comitia calata kondigde hij de nonae af, alsmede de feestdagen en de dies fasti et nefasti (waarop al dan niet recht gesproken mocht worden). Dit bracht een grote politieke macht met zich mee, omdat de pontifex maximus naar eigen goedvinden aldus de maanden en jaren kon verlengen of inkorten, en bijgevolg ook de ambtstermijn van de magistraten. Met de hervorming van de kalender door I. Caesar in 46 v.C. werd hieraan een einde gemaakt.

In zijn ambtslokaal, de Regia, bewaarde de pontifex maximus het hele godsdienstig archief van Rome, waaraan zijn collega’s in het pontificaat meewerkten, o.a. het album of de lijst van de pontifices, de acta pontificum of de handelingen van het college, de tekst van de gebeden en rituele voorschriften, alsook het veelvuldig geleverde commentaar van de pontifices op deze gebeden, de kalenders en de Annales maximi en de alleroudste wetteksten. De pontifex maximus had ook een juridische bevoegdheid, want samen met zijn collega’s en onderhorigen vormde hij de wetverklarende macht tijdens de Republiek. Zijn medewerking was vereist bij het plechtige huwelijk door confarreatio, de adoptie door adrogatio, de plechtige testamenten en de begrafenisplechtigheden.