Gepubliceerd op 18-09-2017

Gens

betekenis & definitie

Gens - Kring van familiae. Alhoewel de oorsprong van de gens nog niet voor iedereen vaststaat, mag men aannemen dat zij een groepering van families was, die van dezelfde stamvader, langs de mannelijke lijn afstamden. Al de leden droegen dezelfde gentilische naam, hadden dezelfde gentilische rechten, namen deel aan dezelfde eredienst van hun beschermgod, waren aan dezelfde wetten onderworpen en genoten bepaalde voordelen.

De gentilische rechten waren: ius haereditatis gentiliciae, het erfrecht; de gentiles, leden van de gens, konden erven van een medelid, wanneer deze gestorven was zonder testament na te laten en bij ontstentenis van agnati, de eigenlijke verwanten; ius tutelae gentiliciae, het recht van voogdij; dit was zeer belangrijk, want alle vrouwen, sui iuris, zelfstandig optredend, moesten na de dood van de pater familias en voor het leven een voogd hebben; zij zelf konden alleen zelfstandig handelen in het beheer van hun goederen (uitgezonderd de Vestaalse Maagden); ook de mannelijke kinderen kregen een voogd tot aan hun huwbaarheid (d.i. 16 à 17 jaar); ius curae gentiliciae, het recht als curator op te treden voor krankzinnigen, meerderjarige verkwisters, en voor mannelijke afstammelingen, sui iuris, vanaf hun huwbaarheid tot hun meerderjarigheid (25 jaar);

ius sacrorum gentiliciorum, het recht deel te nemen aan religieuze ceremoniën voor de beschermgod van de gens en de genius van haar stichter de Lar (zie Lares); de onkosten werden gemeenschappelijk door alle leden van de gens gedragen;

ius sepulcri, het recht op een begraafplaats, hetzij gemeenschappelijk voor de gehele gens, hetzij voor de familia; ius decretorum, het recht binnen de eigen gens verordeningen uit te vaardigen; hiervan zijn evenwel slechts schaarse getuigenissen voorhanden. Daarnaast waren er de ererechten van de patriciërs, waarvan het belangrijkste was: het volle genot van alle iura publica, publieke rechten, zelfs privilegies, die evenwel langzamerhand teloor gingen na de afkondiging van enkele privilegies in verband met sommige priesterlijke ambten.

< >