Gepubliceerd op 06-09-2017

Attika

betekenis & definitie

Attika - Meest oostelijke, driehoekige schiereiland van Midden-Griekenland, met Athene als hoofdstad. Attika is in het noorden van Boeotië afgescheiden door het Kithairongebergte. De hoogste berg is de Parnes. Attika zelf is doorsneden met kleine valleien en vlakten tussen heuvelruggen en kleine gebergten, b.v. Pentelikon en Hymettos, met bekende marmergroeven. In het bergachtige zuiden ligt het Lauriongebergte, bekend om zijn zilvermijnen, en kaap Sunion. In het noorden ligt de vruchtbare vlakte van Marathon en Aphidnai. In de vlakte rond Athene vloeit de Kephisos.

In de prehistorische tijd telde Attika twaalf onafhankelijke nederzettingen. Volgens de traditie zouden deze tot één staat gemaakt zijn door Theseus, een koninkrijk onder Atheense leiding. De bevolking behoorde tot één van de vier phylen of stamverbanden - Geleontes, Hopletes, Argadeis en Aigikoreis - van Ionische oorsprong. Dit synoikismos leidde tot de grootheid van Athene in de 6e en 5e eeuw v.C. Ook op religieus gebied had dit synoikismos zijn invloed: lokale godheden werden in Athene ingevoerd, b.v. Artemis Brauroria uit Eleusis, Dionysos Eleuthereus uit Eleutheriai. Door de uitzonderlijke ligging werd Attika het minst beroerd door de grote volksverhuizingen. Tot het einde van de 6e eeuw hadden de lokale districten een grote zelfstandigheid, onder leiding evenwel van de aristocratische landadel, later geldadel van de Eupatriden, nadat het koningschap was vervangen door een erfelijke adelheerschappij.

De Eupatriden hadden het land en het gezag in handen {zie Areopaag), het andere deel van de bevolking, de Geomoroi en de Demiourgoi, had geen politieke rechten. Deze toestand evolueerde evenwel ten gunste van het volk, dat de poging tot vestiging van de tirannie door Kylon in 630 v.C. had helpen onderdrukken. In 621 kon Drakon een wetgeving i.v.m. criminaliteit codificeren. Solon kon door zijn hervormingen op juridisch en economisch vlak in 594 v.C. een nieuwe richting aangeven. De periode van 560 tot 510 v.C. onder de tirannie van de Peisistratiden was er een van grote welvaart.

De hervormingen van Kleisthenes in 508 v.C. luidden de democratie in. Hij verdeelde burgerschap en rechten op lokale grondslag en niet meer op basis van bezit (zie Solon). Attika werd verdeeld in 10 phylen, uit drie trittyen en 174 demen. De tien phylen waren nu ambtelijke gebieden met een gemengde bevolking (nl. van de kust, de vlakte en het binnenland: Paralioi, Pediakoi en Diakrioi). De demen waren de kleinere bevolkingscentra of dorpen. Door deze consolidatie kon men het hoofd bieden aan de Perzische invallen van 490 en 480 v.C.

Door het optreden van Ephialtes in 461 en Perikles (460-429 v.C.) zette de democratie zich door. Van buitenlandse expansie werd tijdelijk afgezien en de Attische polis werd inwendig uitgebouwd. Het was de glorievolle periode van Attika en Athene.