Gepubliceerd op 06-09-2017

Antigone

betekenis & definitie

Antigone - Dochter van Oidipous en diens moeder en echtgenote Iokastè. Zij vergezelde haar vader op diens zwerftochten na zijn verblinding (zie Sophokles’ Koning Oidipous). Antigone bleef bij haar vader te Kolonos in Attika tot na zijn dood. Daarna keerde zij naar Thebe terug.

Nawerking: toneelmuziek bij Antigone, door de Franse componist Jacques Chailley (1910); Sinfonia de Antigone (1933), symfonie door de Mexicaanse componist Carlos Chavez (1899); Antigone, opera van de Duitse componist Christoph Willibald Gluck (1714-1787), die hiervoor de pauselijke Orde van het Gulden Spoor kreeg; sedertdien noemde hij zich Ritter von Gluck; toneelmuziek (1923) voor Antigone, door de Zwitsers-Franse componist Arthur Honegger (1892-1955); toneelmuziek bij Antigone, door de Nederlandse componist Bertus van Lier (1906-1972); toneelmuziek (1841) bij Antigone, door de Duitse componist Felix Mendelssohn (1809-1847); Antigonae (1949), opera door de Duitse componist Carl Orff (1895-1982) op de vertaling van Hölderlin; toneelmuziek (1922) bij Antigone van Sophokles, door de Nederlandse componist Willem Pijper (1894-1947); toneelmuziek (1893) voor Antigone van Sophokles, door de Franse componist Camille Saint-Saëns (1835-1921); verschillende bewerkingen voor het toneel door de belangrijkste vertegenwoordigers van de Westeuropese literatuur, van wie de belangrijkste zijn: Robert Garnier (1534-1590) met Antigone ou la Piétié (1579), Tomasso Traetta (1727-1779) met Antogona (1772), Jean Racine (1639-1699) met Antigone (1663), Vittorio Alfieri (1749-1803) met een bewerking (1782), Jean Anouilh (1910) met Antigone (1944), Bertholt Brecht (1898-1956) met een bewerking (1948).

G. Steiner geeft in Antigones (Oxford 1984) een overzicht van het Antigonemotief in de Europese letterkunde.