Vooral in de Nederlandse provincie Friesland is in de loop van de 19e eeuw het eeuwenoude kaatsspel weer bijzonder populair geworden; een populariteit, die deze sport tot nu toe heeft behouden, ook al verspreidde ze zich nauwelijks over de rest van het land.
Reeds de Romeinen kenden het kaatsspel; de rijke patriciërs bedreven het binnenshuis in speciaal daartoe ingerichte vertrekken; de ‘gewone man’ uit het oude Rome kaatste in de openlucht.
Het ‘Friese’ kaatsspel wordt (in de zomermaanden) eveneens buitenshuis bedreven met een ongeveer 4 cm groot balletje, dat tussen twee ‘parturen’ (partijen) van drie man heen en weer wordt geslagen met de blote of de geschoeide hand. De verschillende kaatsverenigingen zijn verenigd in de in 1897 opgerichte Koninklijke Nederlandse Kaatsbond. Het kaatsspel, zoals het internationaal wordt bedreven, wijkt iets af van de Friese vorm. Elke partuur bestaat uit vijf spelers, die werken met een bal, welke ongeveer tweemaal zo groot is als de in Friesland gebruikte. Buiten Nederland wordt het kaatsspel vooral beoefend in België en in Noord-Frankrijk. In Engeland ontstond uit het kaatsspel de tennissport (lawntennis).