Geschiedenis Lexicon

H.W.J. Volmuller (1981)

Gepubliceerd op 03-08-2020

Vroonhoeve

betekenis & definitie

(Vroonhof) (<Frohn, heer], in de Middeleeuwen versterkte hoeve van de heer. middelpunt van uitgestrekte landerijen, eigendom van de heer of door hem in leen ontvangen, hoofdzakelijk bewerkt door horige boeren, die de verplichting hadden tot herendiensten en leveringen in natura (→ Heerlijke rechten; → Horigheid). Naast het bouwland lag het gemeenschappelijk beheerde gebied, de -talmende.

Binnen de grenzen van de vroonhoeve werden allerlei ambachten uitgeoefend als nevenbedrijf van de landbouw. In deze ‘gesloten familiehuishouding’ bestond directe ruil van goederen en diensten. Dit grootgrondbezit was op zich niet iets nieuws (in het Romeinse rijk bestonden de latifundia). maar wel zoals het na het afnemen van de handel na de 8e eeuw functioneerde: door de afnemende handel werd men gedwongen tot steeds verdere zelfverzorging en hierdoor ging de handel nog meer achteruit, zodat het karakter van de vroonhoeve steeds geslotener werd. Dit is de domaniale economie, die wel een economie zonder afzetgebied genoemd is. → Villa.Litt. B.H.Slicher van Bath. De agrarische gesch. van West-Europa 500-1850 (1960).