(Skylge). Ned. waddeneiland, tevens gemeente in de prov.
Friesland. Reeds in de 6e eeuw bewoond. eeuwenlang twistappel tussen Holland en Friesland. vooral door zijn goede rede en de ligging aan de invalspoort het Vlie; 1615 door de Staten van Holland gekocht van de graaf van Aremberg. In 1666 (Tweede Engelse Oorlog) werd West-Terschelling, op de Brandaris na, verwoest. Van de 16e-18e eeuw maakte het eiland een bloeitijd mee als zeehaven voor de vaart op de Oostzee en voor de Groenlandvaart (walvisvaart). Kwam 1806 aan Friesland, 1814 aan Holland. 1942 (definitief 1951) bij Friesland.Litt. O.Haverkamp, Terschelling (1946); G.Knop. Schylgeralan (1946); K.de Vries en J.Smit (red.). Terschelling brandt; 1666 (1966): R.T.Struyck. Terschelling, zwerven over het eiland (1966); S.J.van de Molen, Terschelling. Van Noordvaarder tot Bosplaat (1969); G.Smit, De agrarisch-maritieme struktuur van Terschelling omstreeks het midden van de 19e eeuw (1971); J.Smit.
Terschellinger tij (1972); S.J.v.d.Molen, Terschelling (3e dr. 1973): C.Roggen en J.Smit, De naam Terschelling (in: De Miedbringer 1977: 1978); J.Smit (red.). Bibliografie van Terschelling (in: De Miedbringer 1978: 1979).