Geschiedenis Lexicon

H.W.J. Volmuller (1981)

Gepubliceerd op 03-08-2020

Modernisme

betekenis & definitie

stroming binnen de christelijke kerken die in godsdienstige vraagstukken boven openbaring en traditie, resultaten van wetenschap en kritiek laat gelden. Vooral krachtig in de protestantse kerk in Nederland sinds midden 19e eeuw; voorbereid door prof.

Van Heusde te Utrecht en door de → Groninger richting, bestreden door de confessionele richting onder leiding van → Groen van Prinsterer. Sommige modernen wendden zich af van de Ned. Herv. Kerk. o.a. Allard Pierson en Busken Huet. Het modernisme werd enerzijds bestreden door de orthodoxen en anderzijds door degenen, die vonden, dal het niet ver genoeg ging en die, onder leiding van vooral Multatulli, tot het ongeloof overgingen. Het modernisme in de rooms-katholieke kerk legt de nadruk op de ontwikkelingsgedachte en ziet in de organisatie en leer van de kerk de steeds wisselende uitdrukking van de christelijke idee: veroordeeld door paus Pius x in de encycliek Pascendi Dominici Gregis (8.9.1907). → integralisme.Litt. A.Leslie Lilley, The Programme of Modernism (1908); K.H.Roessingh, Het modernisme in Ned. (1922); J.Rivière, Le modernisme dans Téglise (1929): H.Berkhof. Geloofsinhoud en geloofsbeleving (1951): A.Fremantle. The Papal Encyclicals (1956); H.D.A.Major, English modernism (1958); E.Poulat. Histoire, dogme et critique dans la crise moderniste (1962); J.Sperna Weiland. Oriëntatie (1966).