(Lat.: Chamavi). Germaanse volksstam, die bij het begin van de christelijke jaartelling in de streek woonde ten oosten van de Gelderse IJssel.
Zij gaven hun naam aan de latere gouw → Hamaland. In de 4e eeuw veroverden zij gebied op de Salische Franken (vermoedelijk de Betuwe). De latere keizer Iulianus ondernam in 358 als caesar in Gallië met medewerking van de Germaan Charictto, tegen hen een expeditie, die leidde tot een verdrag, waarbij de Chamaven een schatting in runderen moesten opbrengen en manschappen leveren voor het Romeinse leger; zo ontstond een Cohors Chamavorum.