Germanismen in het Nederlands

Dr. S. Theissen (1978)

Gepubliceerd op 11-06-2020

Alleen-

betekenis & definitie

Er wordt soms bezwaar gemaakt tegen drie samenstellingen van alleen- met een substantief, nl. alleenrecht, alleenverkoop en alleenvertegenwoordiger.

a. Alleenrecht:

‘Het alleenrecht voor de emissie van bankbiljetten...’ (Het Laatste Nieuws, 13.10.72, p. 2)

‘Seksualiteit, het alleenrecht van de opbloeiende jeugd...’ (De Groene, 5.9.72, p. 10)

Alleenrecht wordt door de puristen afgekeurd als een germanisme (D. ‘Alleinrecht’) voor ‘uitsluitend recht’. Van Dale beschouwt het echter als correct Nederlands. Nochtans is het nog niet helemaal ingeburgerd want geen van de andere woordenboeken heeft dit woord opgenomen.

b.Alleenverkoop:

‘We kregen het alleen-verkooprecht voor de Benelux...’ (Elseviers

Magazine, 12.8.72, p. 36)

‘...in een alleenverkoopovereenkomst...'' (Het Laatste Nieuws, 14.10.72, p. 9)

Volgens de puristen is alleenverkoop een germanisme (D. ‘Alleinverkauf) voor ‘uitsluitende verkoop, monopolie’. De woordenboeken zijn het niet eens: Van Dale, Koenen en Weijnen, die het alle drie eerst goedkeurden, beschouwen het nu als een germanisme. De andere woordenboeken maken geen bezwaar tegen dit woord.

c.Alleenvertegenwoordiger:

Weijnen is de enige die het nu nog als een germanisme (D. ‘Alleinvertreter’) afkeurt. De andere woordenboeken maken geen bezwaar tegen alleenvertegenwoordiger. Zelfs Koenen, die het aan het begin van de jaren ’70 nog wilde vervangen door ‘enig, uitsluitend vertegenwoordiger’, vermeldt het nu zonder verdere aantekening.

Conclusie:

De drie gelaakte woorden zijn op dezelfde leest geschoeid als het tiental ingeburgerde substantivische samenstellingen met alleen-, zoals alleenhandel, alleenheerser, alleenrecht enz. Alleenvertegenwoordiger lijkt het meest ingeburgerd. Alleenrecht komt minder vaak voor. Alleenverkoop wordt door sommigen reeds aanvaard maar door anderen nog afgekeurd. M.i. is er echter geen reden om deze drie woorden (nog) als germanismen te beschouwen.