minstreel en troubadour, geb. in de 2e helft der 12e eeuw uit adellijke ouders, die hun familie-kasteel E. bewoonden bij het tegenwoordige stadje E. (zie het vorige art.). Hij bracht het grootste gedeelte van zijn leven door als dolende ridder, en leefde van zijn talent als dichter.
In 1204 kwam hij aan bet hof van landgraaf Herman van Thuringen, waar hij eene rol speelde in de sage en de liederen van den zangersstrijd op den Wartburg, Later verliet hij het thuringsche hof, en stierf tusschen de jaren 1219 en 1225. Onder zijne aediebten zijn de beste: Parcival; Wilhelm von Orange; en (onvoltooid) Titurel. De beste editie van E.’s werken leverde Lachmann (Berlijn 1833); goede vertalingen bestaan van Simrock (2 dln. Stutgart 1842) en San-Marte (2e druk Leipzig 1858).