zwitsersch generaal, geb. 15 Sept. 1787 te Constans, diende als officier der genie onder Napoleon ï, trad als kapitein in zwits. dienst, en werd 1820 benoemd tot directeur van de militaire school te Thun, waar hij Lodewijk Napoleon onder zijne leerlingen telde. Sedert 1827 kolonel-kwartiermeester, schonk hij zielen leven aan het krijgswezen van den zwits. bond; aan zijne bemoeiingen heeft men ook de topografische opmeting van Zwitserland te danken, waarvan de resultaten tot de belangrijkste werken behooren, die de cartografie tot dusverre geleverd heeft.
Bij het uitbarsten van den oorlog (1847) tegen de weerspannige roomsch-katholieke kantons, werden deze, door het krachtige optreden van D. als opperbevelhebber, zeer spoedig bedwongen; en door zijne gematigdheid tegenover de tot onderwerping gebrachte kantons, verwierf hij zich de achting van geheel de beschaafde wereld. In 1856 als vertegenwoordiger van Zwitserland naar Frankrijk gezonden, ter zake van Neufchatel, bracht hij die moeilijke zending met bekwaamheid tot eenen goeden uitslag. Minder gelukkig was hij in zijne bemoeiingen ter zake van de Dappendal-kwestie, en in die betreffende de tusschen Frankrijk en Zwitserland gerezene geschillen ter zake van den afstand van Savoje. Ook als schrijver van belangrijke krijgskundige werken heeft D. een naam, die in hooge eere staat.