voluit Publius Virgilius Maro, de prins der romeinsche dichters, geb. omstr. 70 v. Chr. te Andes (een dorpje in de nabijheid van Mantua) gest. anno 19 v.
Chr. te Rrundusium of te Tarentum, werd het beroemdst door zijn Mneis (groot heldendicht in 12 boeken) en zijne Georgica (leerdicht over den landbouw), waarbij nog te nremen zijn tien bucolische dichtstukken, Eclogw genaamd. Onder de jongste der schier ontelbare edilien van V. belmoren die van Wagner (5e druk Ueipzig I8GI). van Ribbeek (o dln. Leipzig 1859—62), van Ladewig (3e druk, 3 dln. Berlijn 1860). Toe» het grondgebied van Cremona en Mantua (45 v. Chr.) verdeeld werd onder de krijgslieden der trinmvirs, ontving V.’s vader door de voorspraak van l’ollio de toezegging, dat men hem zijn eigendom ongeschon-den zon laten behouden: hiervoor betuigde V. aan Oclavius zijnen dank in eene schoone allegorie (de 1e der gedrukte verzameling Eclogse); en op deze wijze verwierf V. de gunst des keizers.