1) een tot den Duitschen Boud behoorend hertogdom in Noord-Duitschland, ruim 67 vierk. mijlen groot, wordt door het hanoversche gebied gesplitst in eene noordelijke helft (het stamland Wolfenbuttel) en een zuidelijke helft (hctHartsdistrict en Weser-district), waarbij als derde gedeelte nog eenige enclaven komen (het prinsdom Blankenburg, enz.). De bevolking van het hertogdom B. was bij de jongste telling (3 Dec. 1858) 273,394 zielen; de grond is zandig, maar vruchtbaar; B. is rijk aan mijnen.
Administratief is B. ingedeeld in zes districten of kreisen, nl. : B., Wolfenbuttel, Helmstedt, Gandersheim, Holtzminden en Blankenburg. De regeringsvorm isconstitutioneel-monarchaal; de kroon gaat erfelijk over volgens het regt van eerstgeboorte in den mannelijken stam van de oude linie BrunswijkWolfenbuttel. Deze linie ontstond 1267, toen Albrecht (Longus) en Johan (de zonen van den sedert 1235 door den keizer met B. beleenden hertog Otto) die sedert 1252 gemeenschappelijk geregeerd hadden, tot eene deeling overgingen. De linie, waarvan Johan -tamheer werd, heette Brunswijk-Luueburg;deze stierf uit in 1369. Daarop ontstond dc Luneburgsche erfopvolgings-oorlog, in welken Magnus II (toen liet hoofd der beide linièu) in den slag bij Leveste (1373) sneuvelde. Zijne zonen stichtten: Hendrik eene middelste linie Brunswijk,en Bernhard eene middelste linie Luneburg. Uit beide liniën ontstonden nog weder zijlinién; doch het gansebe land kwam in de 16e eeuw weder onder één hoofd, namelijk Ernst dén Bekenner, gest. 1546. Van zijne zonen werd de jongste (Wilhelm) de stamheer der nieuwe linie Brunswijk-Luneburg, welke tegenw. in het koningrijk Hanover regeert. Hendrik stichtte het tegenwoordige huis Brunswijk-Wolfenbultel, en stierf 1598. Zijne opvolgers waren : eerst zijn zoon Julius Ernst; toen diens broeder August, bijgenaamd Senex divinus, die 1666 op 88-j. leeftijd stierf. Van des laatstgen. zonen regeerde Rudolf August en sedert 1685 ook Anton Ulrich in Wolfenbuttel. Toen echter de zonen van deze 1733 zonder mannelijk oir gestorven waren, kwam de kroon aan de linie van den derden broeder, Ferdinand Albrecht, aan wien Bevern was toegedeeld (vandaar de geapanageerde zijlinie Brunswijh-Bevern). Karel, de kleinzoon van Ferd.-Albrecht, regeerde op schitterende, maar verkwistende wijze; de nadeelige gevolgen van die verkwisting werden evenwel sedert i 780 met beleid overwonnen door zijnen zoou Karel Wilhelm Ferdinand, die echter bij Auerstadt (1806) doodelijk gekwetst werd en kort daarna den geest gaf. Toen werd B. een bestanddeel van het koningrijk Westfalen, totdat 1813 zijn zoon Frederik Wilhelm, die ook hel silezische prinsdom Kuis geërfd had, op den troon van B. hersteld werd, om reeds weinig lijds daarna bij Quatre-Bras te sneuvelen (1815). Voor F.W.’s minderjarigen zoon’ voerde de prins-regent van Groot-Britannié het regentschap, en gaf 1820 aan B. eene beëedigde landdagsregeÜng. In 1823 aanvaardde hertog Karel ’zelf de regering, terwijl Euls aan zijn broeder Wilhelm kwam. Doch Karel geraakte al spoedig in onmin met zijnen gewezenen voogd, met de tot dusverre aan het bewind geweest zijnde ministers, en met de steudeu; hij volgde slechte raadgevers, en werd eindelijk 7 Sept. 1830 formeel weggejaagd. De regering werd eerst voorloopig, en vervolgens met toestemming van den Bond en van de agnaten definitief, aanvaard door zijn broeder, hertog Wilhelm, onder wien in B. 1832 eene nieuwe / landsgrondwet tot stand kwam, die in 1848 voorbijgaande, in 1851 nog tbans van kracht zijnde wijzigingen onderging.* In 1849 trad B. toe tot het Tolverbond.
2) duitsch Braunschweig, lat. Brunonis vicus, nieuw-lat. Brunopolis, hoofd- en residentie-stad van den hertog van B., aan de Ocker; ruim 40,000 inw.; aanzienlijk handelsverkeer. Gesticht omstr, 861 door den saksischen hertog Bruno, wordt B, het eerst in oude oorkonden vermeld 1031, en ontving onder Hendrik den Leeuw stadsregten; later meer en meer bloeijend,trad B. tot het Hanzeverbond toe, werd eene Kwartierstad van hetzelve, en bleef in bloei toenemen tot in het laatst der 14e eeuw. Tengevolge van den 30-j.oorlog geraakte B. in verval; cn bij de oneenigheden, die tusschen den raad en de burgerij rezen, viel het 1671 hertog Rudolf August niet moeijelijk de stad aan zich te onderwerpen. Van toen af begon B. op nieuw te bloeijen, vooral sedert 1753, toen hertog Karel het tot vaste residentie koos. Tijdens het westfaalsche koningrijk (1807—13) was B. de tweede residentie des lands. De stad prijkt met een standbeeld van Lessing en is de geboortepl. van August Lafojjtaine,