(dom, graaf van Oeyras, markies van), portugeesch staatsman, geb. 1699 op Soura bijConnbra. Hij was eerst gezantschapssecretaris te Londen (1739), vervolgens ambassadeur te Weeneu (1745), werd 1750 door koning Jozef I benoemd tol minister van buiteniandsche zaken, en was na verloop van eenige jaren alvermogend geworden als eerste minister des rijks.
Gedurende zeven en twintig jaren bleef hij onafgebroken aan hel bewind, dal door hem uitgeoefend werd met evenveel bekwaamheid als vastheid van beginselen, en zich vooral kenmerkle door het in toom houden van de partijschappen, het verzwakken van den invloed des adels, en liet begunstigen van het handelsverkeer; hij kortwiekte de macht der inquisitie, en herstelde door zijn welberekend bestuur de rampen, die door de verschrikkelijke aardbeving van Lissabon (1755) waren aangericht. Bij alle gelegenheden een stelselmatig bestrijder van de orde der Jezuïeten, ontnam hij hun het bestuur over Paraguay, verkreeg van het hof van Rome een hervormings-decreet tegen hen (1757), en, toen het bleek dat zij betrokken waren in eene samenzwering legen het leven des konings (1758), verbande hij hen voor goed uit Portugal (1759) en uit Brazilië (1760). Hij deed al wat hij kon, om aan de Engelschen den uitsluitenden porlugeeschen handel te ontnemen; niettemin, in den oorlog van 1762 tusschen hel huis van Bourbon en Engeland, verklaarde P. zich ten gunste van laatstgenoemd rijk, en weigerde toe te treden tot het farnilie-verbond. Door Jozef I met gunsten overladen, was P. in 1759 verheven tot graaf van Oeyras, en 1770 tot markies van P.; doch bij den dood van dien vorst verloor P. al zijn invloed en macht (1777). Toen verliet hij Lissabon, zag zich weldra lot mikpunt gekozen van allerlei beschuldigingen, en werd van het hof gebannen (1781); tien maanden later stierf hij in zijne ballingschap (1782). Ontegenzeggelijk is P. een der grootste ministers, die Portugal ooit gehad heeft: toen hij het roer van staat uit zijne handen gaf, liet hij eene goed gevulde schatkist achter (omstreeks 120 millioen nederl. guldens); maar zijne wijze van regeeren was die van een dwingeland, en bij alle gelegenheden bewees hij zich de gezworen vijand van den adel en van de Jezuïeten.