Ital. Sardegna, dat door de oude Grieken Sandaliolis of Ichnusa en later Sardo genoemd werd, een thans tot het koninkrijk Italië behoorend eiland in de Middellandsche Zee, bezuiden Corsica, waarvan het door de Bonifacius-straat is gescheiden, is circa 442 vierk. mijlen groot, bevolkt met 588,000 zielen, en heeft tot hoofdplaals de stad Cagiiari.
Naar het schijnt werd dit eiland oorspronkelijk bevolkt half door de Iberen, half door de Pelasgen of Pheniciërs (zie SARDUS). De Carthagers nestelden zich op S. en heerschten daar sedert de 5e eeuw v. Chr. De Romeinen verschaften er zich voet aan wal in 259 v. Chr. en onttrokken het aan Carthago in 258 v. Chr. na den oorlog tegen de lluurbenden (zie CARTHACO). Omstreeks 436 na Chr. werd Genserik meester van S.; de Grieken, die hel aan de Vandalen ontweldigden, konden er zich niet staande honden tegen de Arabieren uil Spanje, die zich reeds spoedig op S. kwamen vestigen. Geholpen door Pisa en Genua (1022) werden de Sarden van de Ongcloovigen verlost, en hadden eenigen tijd een eigen bewind; het eiland was toen ingedeeld in vier baljuwschappen of provinciën ; Arborea of Oristano naar het W., Oleastro naar het 0., Gallura naar het N.O., en Torres naar het N.W. Doch Bariso (of Boruson), baljuw van Arborea, wist zich tot heer en meester van het geheele eiland te verheffen, dat nu door keizer Frederik I verheven werd tot een koninkrijk (1164). De twee republieken Genua en Pisa maakten zich echter van S. meester en deelden het onderling (4 475), onder hel opperleenheerschap van den paus. Nadat S. vele woelingen doorworsteld had zag het (in 1239) door keizer Frederik II tot koning van S. verheffen zijn natuurlijken zoon Euzio of Enzo (zie ENZO), en na diens gevangenneming maakten (1258) de Pisanen zich weder meester van het eiland. Paus Bonifasius VIII, die z'ich op het voetspoor zijner voorgangers het leenheersrecht over S. aanmatigde, schonk dit benevens Corsica in 1296 als leen aan koning Jacobus 11 van Aragonië, door wien S. in het volgende jaar aan Pisa ontweldigd werd. Door de spaansche burgeroorlogen kwam S. vervolgens aan de kroon van Spanje, waaraan het bleef toebehooren totdat het in den spaanschen successie-ooriog door de Engelschen veroverd werd (1708) ten behoeve van Oostenrijk, aan welke mogendheid het hij den Vrede van Utrecht (1715) definitief werd toegewezen. Maar reeds in 1720 stond Oostenrijk in ruil voor Sicilië het eiland S. af aan Yietor Amadeüs II van Savoje, en sedert dat tijdstip vormde het met Savoje en Piëmont (zie ’t volgend art.) het koninkrijk Sardinië. Het eiland S. is nooit in de macht geweest van Napoleon I; terwijl die al het vastelandsgrondgebied van 't koninkrijk Sardinië overweldigd had, resideerden de koniugen KarelEmmanuèl en Yietor Emmanuel (1798—1814) op het eiland.