Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Gepubliceerd op 29-11-2021

Origenes

betekenis & definitie

1) de geleerdste kerkvader uit den vroegen tijd van het Christendom, geb. te Alexandrië in 185, zag in 202 zijnen vader, die Christen was, onthoofden; met lesgeven ia de taalkunde trachtte O. toen in de behoeften van zijne familie te voorzien ; hij verving zijnen leermeester, den heiligen Clemens, als bestuurder van de christelijke school te Alexandrië, en onderscheidde zich van dien tijd af door eene strengheid van beginselen en zeden, die hij zóó ver dreef, dat hij zich zelven verminkte om niet meer gekweld te worden door de verzoekingen des vleesches; hij gaf openbare lessen te Cesarea in Syrië, ging naar Athene om hulp te bieden aan de kerken van Achaia, en ontving anno 230 de priesterwijding te Jeruzalem, üemetrius, bisschop van Alexandrië, verklaarde de wijding van O. voor ongeldig, en deed die veroordeeien door een opzettelijk daartoe bijeengeroepen concilie, waarop O. uit Alexandrië gebannen werd. Eerst na den dood van Demetrius keerde 0. in Alexandrië terug; tijdens de Christen-vervolging onder Decius (249) werd 0. in den kerker geworpen, in ketenen geklonken, en op de pijnbank gebracht, zoodat hij in 253 stierf.

Verscheidene leerstellingen van O. werden veroordeeld hij het concilie van Nicea (525). Al de werken van O. zijn in ’t licht gegeven door Delarue (4 dln.. Parijs 1733—59) en door Lommatzsch (dl. 1—25, Berlijn 1831—48).2) Een andere O., neoplatonisch wijsgeer, medeleerling van Plotinus en Longinus, wordt wel eens met den kerkvader O. verward.

< >