oudtijds genaamd Othmarsheim of Otliimarshem, stad in Overijsel, 4 uren gaans benoordoosten Almelo; 2500 inw.; gesticht anno 127 door Odhimar (Odemar), konitig der Franken; was vóór de 16e eeuw versterkt, doch werd 1518 ontmanteld door Filips van Burgundië. den 57en bisschep van Utrecht. In 1196 werd O. door de Gelderschen bemachtigd en tot den grond afgebrand; in 1197 begon men het weder op te bouwen, op een kleinen afstand van de plaats, waar het vroeger gestaan had.
In Nov. 1417 werd O. geplunderd door Everwijn van Guterswijk. In 1592 werden de Spanjaarden nit O. verdreven, en maakte prins Maurits zich meester daarvan; 1593 viel het weder in de macht der Spanjaarden, doch 21 Oct. 1597 werd het door prins Manrits heroverd. Van Sept. 1665 tot tot 15 Mei 1666 was O. in de macht der Munsterschen; 21 Mei 1672 werd 0. ingenomen door den generaal-wachtmeester Nagel, in ’t begin van 1673 namen de Staatschen O. in bezit, doch verlieten het spoedig, zoodat het weder door de Munsterschen bezet werd, die eerst na den vrede van Keulen voor goed O. ontruimden.