onder deze algemeene benaming verstaat men veehoedende volkeren, die geen vaste woonplaats hebben, doch aanhoudend heen en weer trekken, om voor hun vee eene goede weide te vinden. Bij de ouden waren o. a.
Nomaden: de Numieden of Numidiërs in Afrika, de Scythen in Azië en Europa en de meeste barbaren (zoo bijv. de Hunnen); later en tegenwoordig worden N. genoemd: deBedoeïenen (Beduinen) en de Kabaïelen (Kabylen) in Afrika, de Arabieren in het binnenland van Arabië, de volkeren in Middel-Azië (Turcomannen, Mongolen, Eleuthen, Mandzjoes, enz.), de inbeemsche stammen in Amerika, enz.