oude spelling Nismes, het ondeNemausus, stad in het fransche dept. Gard, waarvan het de hoofdplaats is, 6 mijlen benoordoosten Montpellier; ruim 57,000 inw.
Oorspronkelijk was N. eene kolonie van Massiiia (Marseilles) en werd de hoofdstad der Arecomische Volsken; het stond op een hoogen trap van bloei in den tijd der Romeinen, en was een der grootste steden van Gallië; van 465 tot omstr. 535 was het onderworpen aan de West-Gothen, daarna aan de Franken. In de 9e eeuw behoorde N. tot het graafschap Toulouse; doch in het graafschap Maguelone begrepen, werd het eene aragoneesche bezitting, en keerde eerst in 1259 aan Frankrijk terug, krachtens het Unetaat van Corbeil. In 1417 werd N. bezet door de Engelschen, bij die gelegenheid werd het Aniphilhealer verwoest (waarvan, onder meer andere merkwaardige romeinsclie ruinen, nog overblijfselen in wezen zijn). In de 16 e eeuw omhelsde Pi. het Calvinismus: het had dan ook in de 17e eeuw, onder Lodewijk XIII en Lodcwijk XIV, zeer veel te lijden, en verloor een groot deel van zijne bevolking en van zijnen rijkdom ; het Calvinismus werd er echter nooit geheel en al uitgeroeid, en omstreeks de helft der 18e eeuw herleefde het te N. met nieuwe kracht: de twee kerkelijke partijen (Roomschen en Gereformeerden) staan er scherp tegenover elkander, zoo zelfs, dat er 1791 en 1815 bloedige botsingen tusschen die twee plaats grepen. Vier bijzondere conciliën zijn te N. gehouden (389, 886, 997 en 1096). Het is de geboorteplaats van Piicot en van Babot-Sl.-Elienne.