keizer der Franschen, geb. te Ajacciu 1769, en wiens naamdag gevierd werd 15 Aug., gest. 5 Mei 1821 op Sl.-Helena, was de tweede zoon van Karel Bonaparte, een corsicaansch patriciër, en van Lelitia Ramnlino. Door de bescherming van graaf Marbeuf kwam hij 1779 op de militaire school te Brienne, van waar hij 1784 overging naar die te Parijs, trad 1 Sept. 1785 als tweede-luitenant in werkelijke dienst bij het regement Laière, kwam 1786 als eerste-luitenant bij het 4e regement artillerie, en toonde zich in den aanvang der omwenteling een warm voorstander van hare beginselen.
Hij deed twee reizen naar Corsica (1790 en 1792); van daar gebannen door Paoli, die toen de bondgenoot der Enpelschen was, leefde N.ecn gcruimen tijd te Marsrille met zijne moeder en zijne zusters in zeer hekmmpeiie omstandigheden; eindelijk naar zijn regement teruggekeerd, werd hij 1793 tot kapitein bevorderd, Ier belooning omdat hij de federalistische Marseillanen door middel van schrootvuur tol hunnen plicht had gebracht. Nog in datzelfde jaar benoemd tot kolonel bij de belegering van Toulon, was het hoofdzakelijk aan hem te danken, dat die stad aan de Engeischen ontweldigd werd, ter belooning waarvoor hij den rang van bripade-generaal ontving; en in 1794 kommandeerde hij de artillerie bij het leger in Italië. Lloch eene geheime zending naar Genua, aan hem opgedragen door den conventioneel Ricord, bracht hem in verdenking; hij werd naar Parijs ontboden, zat eenigen lijd in hechtenis, werd vervolgens op vrije voeten gesteld, doch uit de actieve dienst ontslagen. Op dat oogenblik geheel zonder middelen van bestaan, was bg op het punt eene aanstelling in Turkijë aan te nemen, waar men hem de organisatie der artillerie wilde toevertrouwen, doch Ponlécoulant gaf hem eene plaats aan het departement van oorlog, zoodat N. van Turkijë afzag. Door den 13 Vendemiaire (5 Oct. 1795) te Parijs uitbarstenden opstand tegen de Conventie kwam er in de lotsbestemming van N. eene groote verandering. Barras koos hem tot onderbevelhebber tegen de opstandelingen, op wie N. eene bloedige, doch beslissende overwinning bevocht, waarvoor hij beloond werd met eene aanstelling als divisie-generaal. Kort daarna benoemd tot opperbevelhebber der fransche armee binnenslands, trad N. het volgende jaar (9 Maart 1796) in den eebt met Josephine (zie dat art.), weduwe van generaal Beaubarnais. Reeds voor de voltrekking van dat huwelijk was hij bekleed met het opperbevel over de armee in Italië, die op dat oogenblik overal geslagen, geheel gedemoraliseerd en zonder hulpmiddelen was. Nauwlijks gehuwd, begaf N. zich naar zijnen post in Italië (Maart), en bevocht daar eene reeks van overwinningen: reeds 15 Mei rukte hij Milaan binnen. In één jaar tijds werden door N. teruggedrongen of vernietigd 5 verschillende armeën, elk afzonderlijk veel sterker in getal, dan de gansche strijdmacht, waarover N. te beschikken had, nl.: hel piëmonteesche leger versloeg hij bij Mondovi, en 4 Oostenrijksebe legers, t. w.: dat van Beaulieu bij Cairo, Montenolte, Millesimo, Dego, en bij de brugvan Lodi; dat van VVurmser bij Casliglione, Roveredo, Bassano; dat van Alvinczy bij Arcole, Rivoti, en onder de muren van Mantua, welke stad door VVurmser, die daar ingesloten zat, aan N. overgegeven werd; het leger van prins Karel, eindelijk, werd door N. nagejaagd zelfs in Duilschland, op den weg naar Weenen, tot Leoben. De koning van Sardinië, de paus, de hertogen van Parma, Modena, Toskanen, hadden reeds den vrede geteekend of verzochten dien aan N.; ook de keizer van Oostentijk vroeg er om, en bjj het tractaat van Campo-Formio. waarvan de preli" minariën reeds (18 April 1797) te Leoben waren vastgesleld, stond Oostour(jk (ten einde hel Venetiaansebe terug te bekomen, dat door N. als een bijkomend voordeeltje bezet was geworden) aan Frankrjjk af: de Oostenrijksche Nederlanden met den ganscheii linker Rijnoever, zoomede het Milaneesche, dal toen herschapen werd in Cisalpijnsche Republiek (1797). Zulke schitterende overwinningen, de algemeens bewondering voor den jongen generaal, dien" eerzucht, en ettelijke pogingen, die hij toen reeds beproefde om zich meester te maken van het gezag, vervulden het Directoire met bezorgdheid en wantrouwen. Om N. te verwijderen, bood men hem het opperbevel aan over eene vloot, die bestemd was om eenen vijandelijken inval in Engeland te gaan doen; en men haastte zich zijn aanbod aan te nemen, eenen krijgstocht tc aanvaarden tegen Egypte, welk land hij wilde veroveren, om het vervolgens te coloniseeren, zoodat het lot steunpunt zou kunnen dienen, om later de Engelschen aan te tasten in Indié. Hij vertrok 19 Mei 1798, maakte zich onderweg door heimelijke verstandhouding (zie HOMPESCH) van het onneembare eiland Malta meester, landde vervolgens in Egypte, veroverde stormenderhand Alexandrië, bevocht 21 Juli op Moerad-Bey de overwinning bij de Pyramieden, waardoor hij zich de poorten van Cairo opende, en, terwijl Nelson de fransche vloot vernielde bij Aboekir, voltooide N., met behulp van zijnp onderbevelhebbers Kleber en Desaix, de onderwerping van Egypte, stichtte te Cairo een Instituut, dat sedert een onschatbaar licht heeft geworpen over de oudheden en de geschiedenis van Egypte, doch zag zich reeds spoedig door de grootste gevaren bedreigd, daar er geen mogelijkheid bestond om hulp en toevoer te ontvangen uit het moederland. Desniettemin beproefde N. om ook Syrië te veroveren (1799): hij bemachtigde El-Arisj, Gaza, Jafla, doch sloeg voor St.-Jean-d’Acre tevergeefs het beleg op met troepen, die ontzenuwd werden door den honger en weggemaaid door de pest. In Egypte teruggekeerd, bevocht N. op de Turken nog de tot niets dienende overwinning bij Aboekir (25 Juli 1799), en droeg toen het opperbevelhebberschap op aan Kleber, naardien hij begreep, dat thans het oogenblik voor hem gekomen was, om in Frankrijk zelf zijnen slag te wagen. Slechts door enkele vertrouwde personen vergezeld, ondernam hij de reis naar Frankrijk, ontsnapte als door een wonder aan de waakzaamheid der engelsche kruisers, slapte 9 Oct. 1799 te Frejus aan wal, en verscheen (zonder dat iemand hem verwacht had) te Parijs, waar hij oogenblikkelijk de ziel werd van eene machtige partij, in welke het tot nu toe slechts aan de noodige leiding had ontbroken, om met goed gevolg op te treden tegen het meer en meer in miskrediet gerakende Directoire. Bijgestaan door Siéyés, zijnen broeder Lucien en generaal Leclerc, wierp N. het Directoire omver, juist eene maand na zijne landing te Frejus, hl. 9 Nov. 1799, meer bekend als 18 Brumaire jaar VIII; en bij de staatsregeling van 13 Dec. 1799 werd de hoogste macht in de fransche republiek opgedragen aan drie consuls, waarvan de eerste het hoofd was: tot Eersten consul werd benoemd Bonaparte (zie CONSULS). NU stelde hij zich aan het hoofd van de armee in Italië: zijn overtocht over de Alpen (1800), de overwinuing van Marengo, en de voordeelen, die (dank zij dit eerste krachtige optreden) vervolgens door zijne onderbevelhebbers werden behaald, gaven aan de fransche wapenen weder het overwicht in Italië, terwijl Moreau aan den Rijnkant den slag bij Hohenlinden won. Het tractaal van Luneville met Oostenrijk (1801), en spoedig daarna (1802) dat van Amiens met Engeland, maakte een einde aan den tweeden oorlog der Fransche republiek. Van den vrede trok Bonaparte meesterlijk partij, om de wonden binnenslands tc heelen: hij maakte een einde aan het reactionaire woelen der partijen, bevredigde de Vendee, riep de uitgewekenen uit hunne ballingschap terug, opende de kerken weder, sloot met den paus een nieuw concordaat, reorganiseerde alle takken van bestuur, stichtte de Bank van Frankrijk, legde het Grootboek der openbare schuld aan, en liet de laatste hand leggen aan de samenstelling van het Burgerlijk wetboek. Onder die bedrijven verijdelde hij allerlei komplotten, die tegen hem gesmeed werden, ontsnapte aan den aanslag met de Helsche machine, en trok van al die tegen hem gerichte woelingen telkens partij, om zijne macht meer en meer uit te breiden. De senaat, die eerst (8 Mei 1802) den duur van zijn consulschap van 10 jaren verlengd had tot 20 jaren, en die hem nauwlijks 3 maanden later (2 Aug.) met het consulschap voor zijn geheele leven bekleed had, droeg hem 18 Mei 1804 het erfelijk keizerschap op, en 2 Dec. 1804 werd hij, onder den naara van Napoleon (zijn doopnaam) in de kerk Nolre-Dame te Parijs als keizer der Franschen gezalfd door paus Pms VII, die tot dat einde opzettelijk naar Frankrijk was gekomen. Een half jaar later herschiep N. de Cisalpijnsche republiek in een koninkrijk Italië, en liet zich te Milaan als koning van Italië kronen (26 Mei 1805). Intusschen had Engeland reeds sedert 1803 de vijandelijkheden hervat; en Oostenrijk, Rusland en de Beide Siciliên deden insgelijks in 1805. De vereenigde vloten van Frankrijk en Spanje werden vernietigd bij Trafalgar door Nelson; doch dit gevoelige verlies ter zee herstelde N. te land door eene reeks van schitterende overwinningen, en, reeds meester geworden van Ulm en van Weenen, verpletterde hij de auslro-russ. armee in den slag van Austerlitz (1805). Deze roemrijke veldtocht werd besloten met den voordeeligen vrede van Presburg, waarbij het geheele Venetiaansche (1798 en 1801 aan Oostenrijk afgestaan) werd toegevoegd aan het koninkrijk Italië, terwijl tevens gesticht werden de koninkrijken Wurtemberg en Beieren (ten behoeve van N.’s bondgenooten) en het groothertogdom Berg (ten behoeve van N.'s zwager Murat). De koning der Beide Siciliën, Ferdinand IV, aan wien de vastelandshelft van zijn rijk werd ontweldigd, nl. het koninkrijk Napels (1806), zag daar N.’s broeder Jozef Bonaparte op den troon geplaatst, terwijl hij zelf zich vergenoegen moest met het eiland Sicilië. In Holland stichtte N. een koningstroon, en plaatste zijnen broeder Bodewijk daarop. Reeds mediator van Zwitserland, bewerkte N. (1806) dat 14 duilsche vorsten den Rijnbond vormden, waardoor het Duizendjarige Heilige Roomsche Rijk te niet ging ; N. werd onderden titel van Protector officieel erkend als levenslang president van die vereeniging van vorsten, die allen verplicht waren deel te nemen aan zijne oorlogen, waartegen ze op Frankrijk’s bijstand konden rekenen indien ze wierden aangevallen. Deze van zooveel gewicht zijnde stichting, de bezetting van Hanoverdat reeds sedert 1805 door Frankrijk aan de Engelschen ontweldigd was, de subsidiën van Engeland, de beloften van Rusland, alles noopte Pruisen, om eenen tegenhanger van den Rijnhond te scheppen, en vervolgens de wapenen op te vatten. Deze vierde coalitie vernietigde N. door zijne twee veldtochten van 1806 en 1807, de eene in Duitschiand, de andere in Polen: de eerste kenmerkte zich door de overwinningen van Jena en van Auerstadt; de tweede door de bloedige veldslagen van Eylau en Friedland; de vrede van Tilsit, geteekend door Alexander en Napoleon, maakte een einde aan den oorlog, ontnam aan do pruisische monarchie de helft van hare provinciën, gaf aan Jéróme Bonaparte het koninkrijk Westfalen (gevormd uit Hanover en ettelijke stukken ander grondgebied), herschiep Saksen in een koninkrijk, en maakte van pruisishi Polen het groothertogdom Warschau, dat toegedeeld werd aan den knning van Saksen. In de bij dat tractaat van Tilsit behoorende geheime artikelen werd Rusland gerechtigd verklaard, om zich meester te maken van Finland, terwijl Frankrijk bevoegd werd gemaakt om zich Spanje toe te eigenen, hetgeen dus metterdaad nederkwam op eene deeling van Europa, min Engeland en Tnrkijè. Bovendien beloofde Alexander het continentale stelsel te zullen begunstigen, in 1806 uitgedacht door Napoleon, die daardoor aan Engeland den doodsteek hoopte te geven. Reeds spoedig werd Toskanen bezet (1806), Portugal overweldigd (1807), Vlissingen ingelijfd bij Frankrijk. Middelerwijl had N. eenen erfelijken adel ingesteld; 17 Maart 1808 stichtte hij de Üniversiteil. Krachtens het traclaat van Fontainebleau rukte Mural aan hel hoofd van 80,000 Franschen de spaansche grenzen over, en Karel IV van Spanje werd gedwongen afstand te doen van den troon, dien N. nu aan zijnen broeder Jozef gaf, in wiens plaats hij Murat verhief tot koning van Napels (1808). Doch Spanje verzette zich tegen de vreemde overbeersching. De nederlaag en de capitulatie van Dupont te Baylen, die van Junot te Cintra, waren om zoo te zeggen het begin van den tegenspoed der fransche vanen. Wel bracht N., door zich persoonlijk naar Spanje te begeven (Dec. 1808), eenjge verbetering in den stand der zaken; wel werden door Soult, Massena, Suchet schitterende wapenfeiten volbracht; doch Spanje, ondersteund door Engeland, overdekt met guerrillabcnden, aangevuurd door zijne juntas en zijne monniken, streed eenen hnrdnekkigen worstelstrijd, waarin het, ofschoon honderdmaal overwonnen, telkens weder onverwonnen het hoofd omhoog stak; een worstelstrijd, waarin in vijfjaren tijds (1808—1813) ruim 400,000 soldaten van N. (Franschen, Duitschers, Italianen en Polen) hun graf vonden. Partij trekkende van de krachtverspilling, die voor N. met den oorlog in Spanje gepaard ging, en van de impopulariteit, dien hij zich door dien oorlog op den hals haalde in Europa, bewerkte Engeland in 1809 eene vijfde coalitie, waaraan Oostenrijk en Pruisen deelnamen. Andermaal trad N. als overwinnaar uit den strijd: bij won de veldslagen van Abensberg, Eckmühl, Regensburg; bombardeerde en bemachtigde Weenen, behaalde te Esling een duur betaald voordeel en bij Wagram eene beslissende overwinning, die gevolgd werd door den wapenstilstand van Znaym (in Moraviè). Doch in plaats van de Oostenrijkschc monarchie te verbrokkelen en zoodoende machteloos te maken, vergenoegde N. zich met het voordeel, aan Oostenrijk de illyriscbe provinciën te ontnemen (Stiermarken, Kärnten, Krain, oostenrijksch Friuli, Dalmatië, Cattaro), daarbij tevens bedingende, dat de aartshertogin Maria Louisa hem lot gemalin zou worden gegeven, tot welk einde bij zijn kinderloos gebleven huwelijk met Josephine zou laten ontbinden. Terloops zij hier aangestipt de aanslag op N.’s leven 13 Oct. 1809 te Schönbrunn (zie STAPSS). De echtscheiding van Josephine bad plaats 16 Dec. 1809, waarop volgde de voltrekking (2 April 1810) van N.’s huwelijk met Maria Louise, die hem 20 Maart 1811 een zoon schonk, aan wien bij de geboorte de titel werd geschonken van koning van Rome. In 1810 werden Holland, Walliserland, de Monden van Eems, Weser en Elve en meer andere streken van duitsch grondgebied bij Frankrijk ingelijfd; en N. stond op het toppunt van macht en roem, totdat bij den roekeloozen veldtocht tegen Rusland ondernam (1812), zonder zich eens van deo steun van Turkije en van Zweden te hebben verzekerd. Aan het hoofd van 450,000 man de schoonste legermacht, die de wereld ooit ten oorlog heeft zien trekken trok N. den Njemen over, bemachtigde Wilna, Witebsk.Smolensk,aanhoudend den vijand vervolgende zonder hem te kunnen bereiken; eindelijk kwam bet bij Borodino tot eenen veldslag (7 Sept. 1812), en na eenen hardnekkigen tegenstand van Koetoesoff eindelijk meester gebleven van het terrein, rukte N. zeven dagen later (14 Sept.) Moskou binnen; doch nauwlijks had N. zijnen intrek genomen in het Kreml (het oude paleis der tsaars) of de stad geraakte in brand (zie Mossoc), en na langer dan eene maand tevergeefs gewacht te hebben op vredesvoorstellen uit Petersburg, zag N. zich door den barren winter gedwongen zijn heil te zoeken in den terugtocht. Nauwlijks was die terugtocht aangevangen, of de russische troepen kwamen van alle kanten als uit den grond verrijzen, om aan de aftrekkende Franschen afbreuk te doen; duizenden van N.’s strijders vonden hunnen dood in de sneeuw, of kwamen om in de golven van de Berezina. Terwijl deze ramp N.'s leger trof, bewees de samenzwering van Malei te Parijs, dat ook binnenlandsche gevaren den troon van N. bedreigden. Doch het scheppende genie van N. wist zich weldra boven alles te verheffen; 4 Dec. had hij zijne armee verlaten en was naar Parijs gesneld, W3ar hij 18 Dec. 1812 was aangekomen; en reeds in 1813 bracht hij een nieuw leger in het veld, en opende den veldtocht in Duitschland met het behalen van schoone voordeeien: hij overvvon bij Lutzen, Bautzen en’ Wurtchen; maar Pruisen (reeds in 1812 een twijfelachtige bondgenoot) was 1813 aan de zijde van Rusland tegen N.; Zweden, dat Bernadotte op den troon had geplaatst, deed insgelijks. Zelfs Oostenrijk koos, na het congres van Praag, partij tegen N.; en in weerwil van de overwinning bij Dresden, werd dit voorbeeld (na de nederlagen van Vandamme te Kutm en van Ney te Dcnnewitz) gevolgd door Beieren, door Wurtemberg, en door de Saksen, wier oude koning vergeefsche moeite aanwendde om hen te doen volharden in hun bondgenootschap met Frankrijk. De noodlottige slag van Leipzig (18 en 19 Oct.), genaamd de Volkenslag (balaille des Nalions) drong eindelijk N. terug op het grondgebied van Frankrijk, dat nu overweldigd werd van alle kanten. In eeuen laatsten bewonderenswaardigen veldtocht, hield de keizer, ofschoon over geen genoegzame middelen te beschikken hebbende, nog eenigen tijd de kansen zwevende. Schitterende voordeelen, door hem bevochten bij Brienne en bij La Rothiére, leidden tot het vruchtelooze congres van Chatillon, dat gevolgd werd door de overwinningen van Champaubert, Montmirail, enz. De berekening van N. was, om den vijand, die op Parijs aanrukte, in den rug te vallen; doch toen de hoofdstad na twee dagen strijdens hare poorten opende, begreep hij dat alles verloren was. De geallieerden proclameerden 31 Maart 1814 hel herstel van de dynastie der Bourbons; N. deed 4 April afstand van den troon van Frankrijk, waartegen aan hem het eiland Elba in souverein bezit gegeven werd, met een jaarlijksch inkomen van 2 millioen francs. Den 20en April vertrok hij uit Fontainebleau; in het zuiden van Frankrijk, dat hij doortrok, liep meer dan eens zijn leven gevaar, daar er waren, die thans den dood van dierbare betrekkingen, in den oorlog gevallen, op N. wilden wreken ; doch hij kwam ongedeerd op Elba aan. Lang echter bleef hij niet daar. De berichten, die hem aangaande den staat van zaken in Frankrijk en aangaande bet congres van Weenen gewerden, noopten hem, om 26 Febr. 1815 zijn eiland te verlaten. Hij landde 4 Maart met ongeveer 900 man op de reede der golf van Jttan, trok geheel het zuiden van Frankrijk door, zag ieder ougenblik zijn leger aangroeien, daar alle korpsen onderweg zich bij het zijne aansloten kortom, zijn tocht was een ware zegetocht; en zonder slag of stoot deed hij 20 Maart weder zijne intrede in Parijs, waar de ledigslaande troon hem wachtte: want zuodra men vernam, dat N. op Parijs kwam aanrukken, had Lodewijk XVIII de vlucht genomen wat kon een Lodewijk XV1H met eenige vleiende hovelingen, tegen een Napoleon met eene vol geestdrift aan hem gehechte armee! Maar de coalitie, die N. den eersten keer van den troon had geworpen, sloot zich bij zijn weder-optreden dadelijk weder aaneen; en alles voorspelde, dat de mogendheden niet rusten zouden voordat hun gevaarlijke tegenstander andermaal, en ditmaal voor goed, uit de rij der vorsten geschrapt zonde zijn. Geenszins ontveinsde N. zich al de moeilijkheden van het oogenblik ; hij vond slechts weinig medewerking van de zijde der republikeinsche partij, die concessiên van hem bedong voor haren steun; doch met eene dappere armee, die met geestdrift zijnen terugkeer begroet had, aarzelde hij niet, tegen de verbondene mogendheden aanvallenderwijze op te treden, en 16 Juni 1815 bevocht hij op de Pruisen de overwinning bij Ligny. Het noodlot was echter tegen hem : door Bourmont verraden, werd hij door Wellington en Blucher verslagen (18 Juni) te 'Waterioo, zoodat hij in allerijl naar Parijs spoedde, en daar 22 Juni 1815 afstand van den troon deed ten behoeve van zijnen zoon, die als zijn opvolger den naam moest voeren van Napoleon 11. Het kort" stondige tweede keizerschap van N. I had juist honderd dagen geduurd, en is daarom in de geschiedenis bekend onder den naara van de Honderd Dagen. Gedwongen om Parijs te verlaten, begaf hij zich naar de haven van Rochefort. Den weg naar Amerika zag hij zich versperd: hij besloot daarom, cene wijkplaats te zoeken in Engeland; en zijne veiligheid toevertrouwende aan de bescherming derEngeische vlag. begaf hij zich aan boord van den "Belierophon”. Doch bij had zich, op Albion's grootmoedigheid rekenende, deerlijk vergist: het engelscbe kabinet verklaarde, dat hij beschouwd en behandeld moest worden als de gevangene der verbondene mogendheden, en dat het de taak op zich genomen had hem als zoodanig te bewaken op het eiland St.-Helena, werwaarls N. dan ook als gevangen man overgebracht werd, slechts vergezeld van eenige getrouwen (LasCases, Bertrand, Montholon), die zijn ongeluk met hem wilden deelen. Hij stapte 16 Oct. 1815 te St.-Helena aan wal, om er na eene vijfjarige gevaugenschap 5 Mei 1821 te sterven. Aan de beroemde zinsnede uit zijn testament: "Ik wensch, dat mijne asch zal rusten aan de oevers van de Seine" werd 1840 gevolg gegeven, toen koning Lodewijk Filips zijnen zoon (den prins van Joinville) naar St.-Helena zond, om er het stoffelijk overschot van N. af te halen, dat vervolgens werd bijgezet in het Hotel der Invaliede" te Parijs, en later, onder den tegenwoordigen keizer, is overgebracht naar den vorslelijken grafkelder te St.-üenis. Met Alexauder, Cesar en Karel den Groote wordt N. terecht gerangschikt onder de grootste mannen, die de wereld ooit beeft voortgebracht. Men moet de scheppende kracht van zijnen geest, op het oorlogsveld en in de regeerkunst beiden, bewonderen. Wat hij voor Frankrijk geweest is, is nooit een vorst ter wereld voor eenig land ter wereld geweest: terwijl hij er een einde maakte aan de regeeringloosheid, de godsdienst herstelde, rechten en plichten der maatschappelijke samenleving regelde naar vaste wetten, die door hem in bet aanzijn werden geroepen, schonk hij aan Frankrijk eenen krijgsroem, die in de geschiedenis der wereld door geen andere wordt overtroffen. Dat er op den luister van zijn roem ook schaduwvlekken kleven (o. a. de terdoodbrenging van den hertog van Enghien) wie zou bet durven tegenspreken? Zonder dat zon hij een oorlogsgod geweest zijn; en ofschoon een der grootsle mannen, die ooit geleefd hebben, was hij toch slechts een mensch, "van gelijke bewegingen als wij allen”. De geschriften van N. verschenen in het licht onder den titel van Oeuvres (5 d In. Parijs 1821—22; nieuwe druk 1855); zijne Mémoires werden in 't licht gegeven door' Gourgaud en Montholon (2e druk 9dln. Parijs 1850).