(Alex. Daniëlowitsj), veelal gespeld Menschikom, geb. 17 (28) Nov. 1672 te Moskau uit geringe ouders, klom door zijne verdiensten op tot minister, veldmaarschalk, russischen prins en duitschen rijksprins, en bewees den keizer (Peter I) groote diensten als staatsman en als veldheer.
Invloedrijker nog was hij onder Catharina I, die grootendeels door hem op den troon was gebracht. Ook onder Peter II had M. aanvankelijk eene onbeperkte macht, en dacht niet anders of het zou hem gelukken des keizers schoonvader te worden, toen hij in Sept. 1727 door Dolgoroeki plotseling in ongenade werd gestort, en naar Beresow gebannen, waar hij 22 Oct. (2 Nov.) 1729 stierf.(Alexander), zoon van den vorige, geb. 1713, werd door keizerin Anna teruggeroepen, en stierf ais generaal-en-chef 27 Nov. (8 Dec.) 1764.
(prins Alexander Sergejewitsj), kleinzoon van den laatstgenoemde, geb. 1789, was van 1812 tot 1815 vlengel-adjudant van keizer Alexander, werd spoedig generaal, later buitengewoon gezant in Teheran, veroverde als admiraal 1828 Anapa, en hielp Warna belegeren. Als chef van den generalen staf der marine bestuurde hij vervolgens Rusland’s zeewezen, werd 1831 gouverneur-generaal van Finland, en 1836 minister van marine. In 1853 verscheen hij met eene buitengewone zending te Constantinopel, waar zijne eischen niet ingewiiligd werden, hetgeen den Oosterschen oorlog ten gevolge had; in den loop van dien oorlog benoemd tot opperbevelhebber der land- en zeemacht in de Krim, maakte hij zich beroemd door de verdediging van Sebastopol. Wegens redenen van gezondheid werd hij 4 Maart 1855 eervol van zijne ambten ontheven.